voor de eerste tocht verzekeren dat het kind veilig en
comfotabel zit in de kinderdrager en dat alle gespen
correct gesloten zijn.
B1: VOOR DE INSTALLATIE: BEVESTIGING VAN
DE KINDERDRAGER
Maak de laterale riemen (4), de kinderveiligheidsriem
(2) en de riem voor her regelen van de hoogte van
de zetel (12) los; maak de gesp van de veiligheidsiem
open. Vouw de stabilisatievoet open totdat hij zich
ophoudt (B1). Plaats de kinderdrager met de voorkant
naar u op de grond.
B2: REGELEN VAN DE HOOGTE VAN DE ZETEL
EN INPLAATSTELLING VAN HET KIND
Nadat u de kinderdrager hebt bevestigd, plaatst u het
kind in de kinderdrager. De hoogte van de zitplaats van
het kind wordt met behulp van de daarvoor voorzie-
ne riemen (12) aangepast. Het is beter eerst de hoogte
"zienderogen" (B2) te regelen, vooraleer u het kind in
de kinderdrager plaatst. Als het gewicht van een kind
bijna het maximale toegelaten gewicht bereikt (14 kg)
is het aanbevolen het kind opnieuw uit de kinderdra-
ger te trekken. Om de hoogte te verhogen (voor klei-
ne kinderen) moet u de riem verkorten, door hem over
de klemgespen vast te trekken. Om de hoogte van de
zitplaats te verminderen (voor grote kinderen) moet u
de daarvoor voorziene riem langer maken, door hem
met behulp van de klemgesp losser te maken. De hoog-
te van de plaats waar het kind zit, is dus optimal, als
het kind goed naar buiten kan zien en de armen vrij
kan bewegen.
C1: REGELEN VAN DE KINDERVEILIGHEIDSRIEM
Nadat u het kind in de kinderdrager hebt geplaatst,
moet u de kinderveiligheidsriem (2) sluiten en deze
riem aan de grootte van het kind aan passen (C1). De
hoogte van de kinderveiligheidsriem plaatst u door
het aanpassingssysteem (5) in de voorzak, overeen-
komend met de hoogte van de plaats waar het kind zit
en de grootte van het kind. De lengte wordt over de de
twee sluitingsgespen aangepast, die gespen bevinden
zich onder het vulsel. (C3).
NEDERLANDS
43