Als er voldoende slanglengte beschikbaar is, is het optimaal de
L
slang vóór het losdraaien van de klemfitting af te snijden. Zo voor-
komt u dat er lucht in de remhendel terechtkomt.
Zorg ervoor dat er voldoende slanglengte beschikbaar is.
)
Olieverlies door terugklappen van de slang.
Slangeinden dicht bij het snijpunt stevig vasthouden.
Remslang ca. 10–15 cm vóór de klemfitting afsnijden.
)
Klemfitting
met klemring
2
3
)
(
)
(
uit de remhendel draaien
[
B2
Gebruikte klemringen en steunhulzen niet hergebruiken!
Ö
Eventueel nu de remslang binnen het fietsframe leggen – zie
)
, pagina 58.
remslang uitlijnen en leggen
Einde van de remslang aan remhendel vasthouden
)
Te korte en daarmee onbruikbare remslang.
Rekening houden met de insteekdiepte (~10 mm) van de rem-
slang in de remhendel
[
].
B3
Snijpunt aan remslang markeren.
)
Remslang met een rechte hoek afsnijden.
)
Inschroefkoppeling
en nieuwe klemring
2
(
)
)
steken
[
].
B6
remslang tussen 2 transportborgen vastzetten (griptang,
)
bankschroef e.d.).
[
] [
]
B4
B5
Nieuwe steunhuls
tot de aanslag in de remslang zetten.
5
(
)
De steunhuls mag uitsluitend met MAGURA remslangen worden
L
gebruikt die gekenmerkt zijn met het opschrift MAGURA disc-tube.
Let op de kenmerking van uw remslang!
Remslang tot de aanslag in de remhendel steken.
)
Totdat de klemfitting definitief wordt vastgedraaid, de remslang
aan de aanslag vasthouden.
Klemfitting eerst met de hand in de remhendel draaien, dan met
)
aandraaimoment 4 N·m (35 lbf·in) vastdraaien
Schroefdraad van klemfitting is niet meer zichtbaar.
Ö
60
Montage
[
]
B1
, steunhuls
en rest van de slang
4
)
(
)
].
[
].
B3
op de remslang
6
(
)
[
B5
[
].
B6
Door aan de remslang te trekken controleren of deze vastzit.
)
Eventuele olieresten op alle plaatsen grondig verwijderen.
)
Wiel met gemonteerde remschijf monteren of transportborg
)
plaatsen.
[
D1
]
Meerdere keren aan de remhendel trekken en het volgende con-
)
troleren:
Er treedt op geen enkel punt van het remsysteem olie uit.
Het drukpunt is duidelijk te voelen en verandert niet.
In de regel hoeft na het inkorten van de remslang niet te worden
L
ontlucht. Als er echter lucht in het remsysteem terecht is gekomen
en daarom geen stabiel drukpunt kan worden ingesteld, moet u
uw rem ontluchten – zie
Tuitje
op de klemfitting schuiven.
1
)
(
)
Onderste klemschroef
)
Remhendel in de definitieve stand draaien.
)
Onderste klemschroef
)
vastdraaien.
De remhendel mag met een krachtige handgreep gedraaid
L
kunnen worden. Daardoor verlaagt het risico op een niet meer te
repareren beschadiging van de remhendel of stuurbeugel bij een
val.
]
, pagina 65.
r
/
em ontluchten
Vullen
losdraaien
[
].
a3
3
(
)
met aandraaimoment 4 N·m (35 lbf·in)