- NL -
Montage en plaatsing (A-D)
Apparaat monteren (A)
De injector (3) op de pompuitgang (4) schroeven. De slangenklem (6) over de injectorslang (2) schuiven en het
slanguiteinde vervolgens op de injector (3) en op de drijver (1) steken. De twee slangenklemmen (6) aan de
slanguiteinden vastschroeven die over de aansluitbuisjes geschoven zijn.
Trommel instellen (B)
Schroef (7) voor het vastzetten van de trommel (5) losdraaien. Trommel (5) draaien en de injector (3) in de gewenste
positie stellen. Schroef (7) weer vastschroeven.
Insteltips (8): Voor een probleemloos functioneren van de injector de aangegeven minimumafstanden tot de
vijverbodem in acht nemen. Een naar beneden, op de vijverbodem gerichte injector veroorzaakt een dieptebeluchting
en biologische activering van de vijvermodder. Een horizontaal gerichte injector veroorzaakt een sterkere stroming van
het water.
Apparaat opstellen (C, D)
Het apparaat drijft op het water. Voor de fixering worden de meegeleverde draden enerzijds aan het apparaat
bevestigd en anderzijds aan de kant of op de vijverbodem verankerd.
Apparaat aan de kant verankeren (C): Twee draden tot de gewenste gelijke lengte inkorten. De draaduiteinden telkens
in een lus leggen en met draadklemmen (11) vastschroeven. De draden met karabijnhaken (9) steeds in de
schroefogen (12) aan de drijver hangen. De beide haringen (10) op de kant in de grond slaan. Belangrijk: Om zeker te
zijn dat het apparaat zich niet verplaatsen kan, dient u de gegeven spanhoekindicatie (14) te volgen. Het apparaat te
water laten en de draden met de karabijnhaken (9) in de haringen (10) vastmaken. Let op: Zorg voor trekontlasting van
de aansluitkabel (13) en de netstekker tegen vocht beschermen!
Apparaat aan de vijverbodem verankeren (C): Twee draden tot de gewenste gelijke lengte inkorten (minstens 5 m). De
draaduiteinden telkens in een lus leggen en met draadklemmen (11) vastschroeven. De draden met karabijnhaken (9)
steeds in de schroefogen (12) aan de drijver hangen. Voor de verankering op de vijverbodem de meegeleverde
schroefhaken (15) met pluggen bijvoorbeeld in twee stenen vastschroeven die zwaar genoeg zijn. De twee draden met
karabijnhaken (9) in de schroefhaken (15) bevestigen, de stenen op de vijverbodem laten zakken en het apparaat te
water laten. Let op: Zorg voor trekontlasting van de aansluitkabel (13) en de netstekker tegen vocht beschermen!
Inschakelen, uitschakelen (afb. E)
Let op! Gevaarlijke elektrische spanning!
Mogelijke gevolgen: Ernstig letsel of zelfs overlijden.
Veiligheidsmaatregelen: De stekker uit de contactdoos nemen voordat u in het water grijpt of
werkzaamheden aan het apparaat verricht.
Het apparaat schakelt zichzelf automatisch in als de elektrische aansluiting tot stand wordt gebracht.
Inschakelen: steek de netstekker (16) in de contactdoos.
Uitschakelen: De stekker (16) uit de contactdoos trekken.
Reinigung
Vóór reiniging de stekker (16) uit de contactdoos trekken!
Indien nodig, de filterombouw onder helder water met een zachte borstel reinigen.
Storing
Storing
De pomp begint niet te lopen
Pompcapaciteit ontbreekt of te gering
Pomp schakelt uit na korte tijd draaien
Opslag/Overwinteren (F-H)
Als u vorst vewacht moet het apparaat uit bedrijf genomen worden. Het apparaat uit het water nemen, injector (3) van
uitlaat (4) afschroeven en de bevestigingsschroef (7) verwijderen.
De twee bevestigingsschroeven (17) verwijderen en de trommel (5) van de drijver (1) afnemen. Drijver (1) en trommel
(5) onder stromend helder water reinigen.
De trommel (5) in water ondergedompeld in een vat vorstvrij opslaan. De netstekker niet onder water houden! De
plaats van opslag mag niet toegankelijk zijn voor kinderen.
Het drijflichaam (1) droog en vorstvrij opslaan.
12
Oorzaak
Geen netspanning
Trommel verstopt
Water te zwaar verontreinigd
Watertemperatuur te hoog
Oplossing
Controleer de netspanning
Reinigen, toevoerleidingen controleren
Trommel reinigen
Reinig de pomp.
Neem de maximale watertemperatuur van
+35 °C in acht.