3. Elektrische aansluitingen
3.1.2. Gescheiden voedingen voor interface-apparaat/buitenapparaat
De volgende aansluitpatronen zijn mogelijk.
De aansluitpatronen van het buitenapparaat variëren per model.
A
B
C
Foto 3-3
Model interface-apparaat
Voeding interface-apparaat
Ingangsvermogen interface-apparaat
Hoofdschakelaar (stroomonderbreker)
Voeding interface-apparaat
Aarde voor voeding interface-apparaat
Interface-apparaat-buitenapparaat
Aarde interface-apparaat-buitenapparaat
Interface-apparaat L-N
Interface-apparaat-buitenapparaat S1-S2
Interface-apparaat-buitenapparaat S2-S3
*1. Er dient te worden voorzien in een onderbreker met een contactscheiding van ten minste 3,0 mm in elke pool. Gebruik aardlekschakelaar (NV).
*2. Max. 120 m
*3. De cijfers zijn NIET altijd van toepassing bij aarding.
Opmerkingen: 1. De bedradingsgrootte moet voldoen aan de plaatselijke en landelijke voorschriften.
2. De voedingskabels en de verbindingskabels van het interface-apparaat enbuitenapparaat mogen niet lichter zijn dan de met poly-
chloropreen beklede fl exibele kabel. (Ontwerp 60245 IEC 57)
3. Breng een aarding aan die langer is dan andere kabels.
3.1.3. De thermistorkabel aansluiten
Sluit thermistor 2 aan voor de interface-controller.
1. Thermistor doeltemperatuur (TH1)
Sluit de thermistor voor de doeltemperatuur aan op 1 en 2 op het terminalblok (TB61)
op de interface-controller.
2. Thermistor pijptemperatuur/vloeistof (TH2)
Sluit de thermistor voor de pijptemperatuur aan op 3 en 4 op het terminalblok (TB61)
op de interface-controller.
3. Condensatie- / verdampingstemperatuurthermistor (TH5): Uitsluitend voor PAC-
IF012B-E
Sluit de thermistor voor de condensatie- / verdampingsstemperatuur op 5 en 6 op
het aansluitblok (TB61) op de interface controller.
Als de thermistorkabels te lang zijn, snijd deze dan af op de juiste lengte.
Bind de kabels niet samen in het interface-apparaat.
Voorzichtig:
De route van de thermistorkabels moet gescheiden zijn van die van de
voedingskabels.
Het sensorgedeelte van de thermistor moet worden geïnstalleerd op
een plaats die de gebruiker niet mag aanraken.
(Dit wordt door de supplementaire isolatie afgescheiden van de locatie
die de gebruiker wel mag aanraken.)
26
D
F
L
L
G
B
C
N
N
S1
S1
S2
S2
S3
S3
E
CNS2
*1
*2
*3
*3
*3
A
Voeding buitenapparaat
B
Aardlekschakelaar
C
Stroomonderbreker of scheider
D
Buitenapparaat
E
Verbindingskabels interface-apparaat/buitenapparaat
F
Interface-apparaat
G
Voeding interface-apparaat
Raadpleeg de tabel hieronder als het interface-apparaat en het buitenapparaat aparte
voedingen hebben.
Wijziging in aansluiting controllercon-
nector van interface-apparaat (CNS2)
Instellingen DIP-switches buitenap-
paraat (alleen bij gebruik van aparte
voedingen voor interface-apparaat/bui-
tenapparaat)
PAC-IF011/012B-E
~/N (single), 50 Hz, 230 V
16 A
2 × Min. 1,5
1 × Min. 1,5
2 × Min. 0,3
–
AC 230 V
–
DC 24 V
TB61
TH1
TH2
TH5
Specifi caties aparte voeding
Uitgeschakeld
AAN
3
UIT
1
2
(SW8)
Zet de SW8-3 op AAN.
Foto 3-4