lucht.
EFFECT: blokkering van de bewegingen, openen van de elektroden (cilinder
afvoer); blokkering van de stroom (lassen onmogelijk).
HERSTEL: handmatig (druk op de toets "START") na terugkeer binnen de
toegestane druklimieten (manometer geeft > 3 bar aan).
d) Beveiliging kortsluiting uitgang (alleen pneumatische tang)
Voor het uitvoeren van de lascyclus controleert de machine of de polen (positief
en negatief) van het secundaire puntlascircuit geen onbedoelde contactpunten
hebben.
Deze ingreep wordt op het display aangegeven met AL 9 = alarm kortsluiting
uitgang.
EFFECT: blokkering van de bewegingen, openen van de elektroden (cilinder
afvoer); blokkering van de stroom (lassen onmogelijk).
HERSTEL: handmatig (druk op de toets "START" nadat de oorzaak van de
kortsluiting is verholpen).
e) Beveiliging ontbrekende fase
Deze ingreep wordt op het display aangegeven met AL 11 = alarm ontbrekende
fase.
EFFECT: blokkering van de bewegingen, openen van de elektroden (cilinder
afvoer); blokkering van de stroom (lassen onmogelijk).
HERSTEL: handmatig (druk op de toets "START").
f) Beveiliging over- en onderspanning
Deze ingreep wordt op het display aangegeven met AL 3 = alarm overspanning en
met AL 4 = alarm onderspanning.
EFFECT: blokkering van de bewegingen, openen van de elektroden (cilinder
afvoer); blokkering van de stroom (lassen onmogelijk).
HERSTEL: handmatig (druk op de toets "START").
g) Toets "START" (Fig. C-8).
Deze toets moet worden ingedrukt om opdracht tot lassen te kunnen geven in de
volgende omstandigheden:
- bij iedere keer dat de hoofdschakelaar wordt afgesloten (pos "O"=>pos " I ");
- na iedere inschakeling van de veiligheids-/beveiligingsinrichtingen;
- na terugkeer van de voeding (elektriciteit en perslucht) nadat deze is afgesloten
of uitgevallen.
OPGELET! CONTROLEER REGELMATIG OF DE BEVEILIGDE START
GOED WERKT
5. INSTALLATIE
OPGELET! ALLE OPERATIES VAN INSTALLATIE EN ELEKTRISCHE
EN PNEUMATISCHE AANSLUITINGEN UITVOEREN MET DE PUNTLASMACHINE
VOLLEDIG UITGESCHAKELD EN LOSGEKOPPELD VAN HET VOEDINGSNET.
DE
ELEKTRISCHE
EN
PNEUMATISCHE
UITSLUITEND UITGEVOERD WORDEN DOOR ERVAREN OF GEKWALIFICEERD
PERSONEEL.
5.1 UITRUSTING
De puntlasmachine uitpakken, de montage uitvoeren van de losgemaakte onderdelen
bevat in de verpakking zoals in dit hoofdstuk wordt aangeduid (Fig. D).
5.2 MANIER VAN OPTILLEN (Fig. E).
Het optillen van de puntlasmachine moet uitgevoerd worden met een dubbele kabel en
met haken met de juiste afmetingen voor het gewicht van de machine, gebruikmakend
van de speciaal daartoe bestemde ringen M8.
Het is strikt verboden de puntlasmachine te omgorden op andere manieren dan
diegene die aangeduid zijn.
5.3 PLAATSING
Aan de zone van installatie een voldoende ruime zone zonder hindernissen
voorbehouden die in staat is om in volle veiligheid de toegankelijkheid te garanderen
naar het bedieningspaneel, de hoofdschakelaar en de werkzone .
Controleren of er zich geen hindernissen bevinden ter hoogte van de ingangs- of
uitgangsopeningen van de koelingslucht, en hierbij verifiëren dat er geen geleidend
stof, bijtende dampen, vocht enz. kan aangezogen worden.
De puntlasmachine op een vlak oppervlak van een homogeen en compact materiaal
plaatsen dat geschikt is om het gewicht van de machine te verdragen (zie plaat
"technische gegevens") om het gevaar van kanteling of gevaarlijke verplaatsingen
te voorkomen.
5.4 VERBINDNG MET HET NET
5.4.1 Waarschuwingen
Voordat men gelijk welke elektrische verbinding uitvoert, verifiëren of de gegevens op
de plaat van de puntlasmachine overeenstemmen met de spanning en frequentie van
het net beschikbaar op de plaats van installatie.
De puntlasmachine moet uitsluitend verbonden worden met een voedingssysteem
met geleider van neutraal aangesloten op de aarde.
Om
de
bescherming
tegen
differentiaalschakelaars van het volgende type gebruiken:
-
Type A (
) voor eenfase machines;
-
Type B (
) voor driefasen machines.
-
De puntlasmachine valt niet onder de vereisten van de norm IEC/EN 61000-3-12.
Indien ze aangesloten wordt op een openbaar voedingsnet, behoort het tot de
verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker om te verifiëren of de
puntlasmachine kan worden aangesloten (indien nodig, de exploitant van het
distributienet raadplegen).
5.4.2 Stekker en contact van het net
Met de voedingskabel een standaardstekker ( 3P+T ) verbinden met een adequaat
vermogen en een netcontact voorbereiden beschermd door zekeringen of door een
thermomagnetische automatische schakelaar; het desbetreffende uiteinde van de
aardeaansluiting moet verbonden zijn met de aardegeleider (geel-groen) van de
voedingslijn.
Het vermogen en de karakteristiek van ingreep van de zekeringen en de
thermomagnetische schakelaar staan aangeduid in de paragraaf "ANDERE
TECHNISCHE GEGEVENS".
OPGELET! Het niet in acht nemen van de regels maakt het
veiligheidssysteem voorzien door de fabrikant (klasse I) inefficiënt met
bijkomende zware risico's voor de personen (vb. elektroshock) en voor de
dingen (vb. brand).
AANSLUITINGEN
een
onrechtstreeks
contact
5.5 PNEUMATISCHE VERBINDING
-
Een lijn perslucht voorbereiden met een bedrijfsdruk van 8 bar.
- Op de groep filter reductor een van de aansluitingen perslucht ter beschikking
monteren om zich aan te passen aan de aansluitingen beschikbaar op de plaats
van installatie.
5.6 AANSLUITING PNEUMATISCHE TANG (Fig. F)
OPGELET! Gevaarlijke spanning! Sluit absoluut geen andere stekkers
dan de door de constructeur geleverde aan op het lasapparaat. Probeer geen
voorwerpen, van welke soort dan ook, in de contacten te steken!
-
Machine losgekoppeld van het voedingsnet.
- Steek de gepolariseerde stekker (fig. F-1) van de tang in het juiste contact op de
machine, breng dan de twee hendels omhoog totdat de stekker goed is bevestigd.
- Breng de gepolariseerde 8-pins stekker van figuur F-2 aan om de automatische
puntlasmodus te kunnen gebruiken.
5.7 "C"-TANG: AANSLUITING VAN DE ARM
OPGELET! Restrisico voor beknelling van de bovenste ledematen!
Houdt u zich strikt aan de volgorde van de onderstaande instructies!
-
Machine losgekoppeld van het voedingsnet.
- Draai de stop zoals in fig. G1.
-
Monteer de tangsteun, als die wordt gebruikt (Fig. G2).
-
Breng de arm in de houder aan door deze voldoende te kantelen (Fig. G3).
-
Lijn de arm uit met de elektrode van de zuiger en draai de stop vast (Fig. G4).
-
Monteer de greep van de tangsteun, als die wordt gebruikt, aan de juiste kant (Fig.
G5).
6. LASSEN (puntlassen)
6.1 VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
6.1.1 Hoofdschakelaar in positie "O" en hangslot gesloten!
Voordat u welke puntlashandeling dan ook gaat uitvoeren, moet er een aantal controles
en afstellingen worden uitgevoerd en dat moet gebeuren met de hoofdschakelaar in
positie "O" en hangslot gesloten.
Aansluitingen op het elektriciteits- en persluchtnet:
-
Controleer of de elektrische aansluiting correct is uitgevoerd volgens de
voorafgaande instructies.
-
Controleer de persluchtaansluiting: sluit de voedingsslang aan op het persluchtnet
en regel de druk met de knop van de regelaar totdat op de manometer een waarde
van rond de 8 bar (116 psi) te lezen is.
MOETEN
6.1.1.1 Regeling en bevestiging van de arm van de "C"-tang
Deze handeling moet alleen worden uitgevoerd als er, nadat de arm is geblokkeerd
zoals is uitgelegd in paragraaf 5.7, toch nog een horizontale beweging optreedt van
de arm (Fig. Q)
Ga voor deze handeling als volgt te werk:
-
Ontgrendel de arm door de deblokkeringshendel te draaien (Fig. R);
-
Draai de borgnok los (Fig. S-1) en draai de ring (Fig. S-2) een achtste slag
(ongeveer 45 graden) vast;
-
Blokkeer de ring door de borgnok vast te draaien (Fig. S-1);
-
Blokkeer de arm door de handeling uit te voeren die staat aangegeven in (Fig. T).
De handeling moet mogelijk meerdere malen worden uitgevoerd, door de ring
losser of vaster te draaien (Fig. S-2), totdat de arm horizontaal geblokkeerd is en de
blokkeringshendel, met een draaikracht voor handmatige ontgrendeling, in sluiting tot
aan de aanslag komt die wordt gevormd door de referentie-pen (Fig. T-1).
NOTA BENE: het is belangrijk dat aan het einde van de handeling de hendel tegen
de eindaanslagpen komt (Fig. T-1). Deze positie garandeert een veilige mechanische
blokkering van de "C"-arm.
6.1.2 Hoofdschakelaar in positie " I ".
De volgende controles moeten worden uitgevoerd voordat u welke puntlashandeling
dan ook uitvoert met de hoofdschakelaar in positie " I " (ON).
Uitlijning van de elektroden van de tang:
-
Plaats een vulstuk tussen de elektroden dat net zo dik is als de te puntlassen
metaalplaten; controleer of de elektroden, die naar elkaar toe worden gebracht met
de functie "voordruk" (zie paragraaf 6.2.2) zijn uitgelijnd.
-
Controleer indien nodig of de arm goed is bevestigd (zie voorgaande paragrafen).
6.2 REGELING VAN DE PUNTLASPARAMETERS
De parameters die de diameter (doorsnede) en de mechanische weerstand van de
puntlas bepalen zijn:
-
Door de elektroden uitgeoefende kracht.
-
Puntlasstroom.
-
Puntlastijd.
Als u geen specifieke ervaring heeft, raden we aan enkele puntlastests uit te voeren
te
garanderen,
op metaalplaat met dezelfde dikte en kwaliteit als waarop het werk moet worden
uitgevoerd.
6.2.1 Instelling van de arm en de elektrode
Druk meerdere malen op de toets "MODE" totdat u in "ONDERHOUD" bent en stel de
huidige arm in (zie het gedeelte "Spot Welding Accessories" van de catalogus) met
de gebruikte elektrode, die van het type A (plat) kan zijn of van het type E (met punt)
volgens de ISO 5821 norm.
Stel bijv. CA1/E in voor de standaard "C"-arm met elektrode type E, stel CA1/A in als
de arm hetzelfde is maar de elektrode van type A.
Monteer bij voorkeur elektroden van het type E voor laswerk waar veel puntlassen
voor nodig zijn en monteer elektroden van het type A voor werk met weinig puntlassen
of op C-armen met een brede opening (bijv. 300 mm en 550 mm).
BELANGRIJK: stel de gebruikte elektrode altijd correct in omdat de machine
andere puntlasparameters kan gebruiken in de semi-automatische en
automatische modus.
6.2.2 Regeling van de kracht en de voordruk (alleen pneumatische tang)
De kracht wordt geregeld in automatische of handmatige modus (met de drukregelaar
van de luchtgroep).
De instelling van de automatische (standaardinstelling) of handmatige modus kan
worden gekozen door meerdere malen op de toets "MODE" te drukken (Fig. C-5)
totdat er "ONDERHOUD" het display staat; dan gaat u met de cursors op "AUTO"
staan en kiest u met de encoder "AUTO" of "MAN". Druk op de encoder om de keuze
te bevestigen.
Automatische regeling:
Door "AUTO" te kiezen kunt u de gewenste waarde van de kracht instellen; door op de
toets op de tang te drukken, drukken de elektroden met de ingestelde kracht zonder
- 57 -