(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)
2. Sluit de zwarte kabel aan op de negatieve
accuklem (-).
Als u de kabels niet in de goede volgor-
de aansluit, kan er kortsluiting ontstaan
en kan de accu beschadigd raken.
Als u de kabels verwisselt, raken de
dynamo en de accu beschadigd.
Zet de kabels stevig vast. Losse kabels
kunnen brand veroorzaken.
De accu moet altijd aangesloten zijn
als u de motor wilt laten lopen. Anders
kunnen de dynamo en het elektrische
systeem beschadigd raken.
5.3.2 De accu opladen
Voor het eerste gebruik dient de accu
volledig te worden opgeladen.
Zie voor de procedures voor het opla-
den van de accu 9.10.
5.4
ZITTING (6)
Haak de grendel (6:A) los en kantel de beugel van
de zitting omhoog.
Monteer de beugel als volgt in de achterste (bo-
venste) gaten:
1. Monteer de borstringen (6:B) op de schroe-
ven (6:K), met de borstringen (6:R).
2. Steek de schroeven in de gaten van de beu-
gel (6:G). Plaats een ring (6:D) tussen de
zitting en de beugel.
3. Haal de schroeven van de zitting aan.
Aanhaalmoment: 9±1,7 Nm.
Aanhaalmoment: 9±1,7 Nm.
Als het aanhaalmoment groter dan
9±1,7 Nm is, raakt de zitting bescha-
digd.
4. Zorg dat de zitting eenvoudig in de gaten van
de houder valt.
Monteer de beugel als volgt in de voorste (onder-
ste) gaten:
1. Monteer de knoppen (6:E) op de schroeven
(6:F).
2. Monteer een ring (6:D) op iedere schroef.
3. Steek de schroeven in de gaten van de beu-
gel en draai ze met de hand vast.
4. Klap de zitting omlaag en zet hem in de
gewenste stand.
5. Draai de knoppen (6:E) met de hand vast.
NEDERLANDS
De zitting kan worden opgeklapt. Als de machine
buiten in de regen staat, klapt u de zitting naar
voren zodat het kussen niet nat wordt.
De zitting is vergrendeld. Om de zitting lager of
hoger te zetten, eerst de grendel (6:A) losmaken.
5.5
STUURWIEL (10)
Om de speling van de stuurkolom tot een mini-
mum te beperken, moeten de vulringen van 0,5
mm en/of 1 mm (3:D; 3:E) op de stuurkolom wor-
den gemonteerd, tussen de bussen pos. (10:A) .
Hiervoor gaat u als volgt te werk.
1. Monteer de bus (10:B) op de stuurkolom en
zet hem vast door één van de pennen (10:C)
er voor ongeveer 1/3 van zijn lengte in te
steken.
2. Trek de bus en de stuurkolom omhoog.
3. Controleer of de vulring van 0,5 mm, de vul-
ring van1 mm of beide ringen in de opening
kunnen worden geplaatst die ontstaat in het
punt (10:A). Forceer de ring(en) niet, er moet
een klein beetje speling zijn.
4. Haal de pen (10:C) naar buiten met de pons
(10:D) en demonteer de bus.
5. Plaats de ring(en) zoals aangegeven bij punt
3 hierboven.
6. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom
en vergrendel deze door de beide pennen er
volledig in te steken. Blokkeer de stuurkolom.
5.6
TREKPLAAT (11)
Monteer de trekplaat (11:B) aan de achterzijde
van de machine.
Gebruik de schroeven en moeren (11:A; 11:C).
Aanhaalmoment: 22 Nm.
5.7
SNELSLUITINGEN (1:N)
De snelsluitingen en installatie-instructies worden
in een aparte doos geleverd. Deze zit in de ver-
pakking van de machine.
Monteer de snelsluitingen op de voorste assen
van de machine.
5.8
BANDENSPANNING
Zie voor de bandenspanning "0 TABEL TECHNI-
SCHE GEGEVENS"
5.9
ACCESSOIRES
Voor de montage van accessoires kijkt u in de
aparte montagehandleiding die bij iedere acces-
soire wordt geleverd.
NL
13