(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)
14 GIDS VOOR HET OPSPOREN VAN STORINGEN
Storing
1. De startmotor draait niet.
.
2. De startmotor draait, maar
de motor start niet
Met de startsleutel in de
startstand draait de startmotor,
maar de motor start niet.
3. Moeizaam starten of onregel-
matige werking van de motor.
4. Afname van het motorrren-
dement gedurende het maaien.
5. De motor slaat zonder duide-
lijke reden af.
6. Onregelmatig snijden.
7. Afwijkende trillingen gedu-
rende het gebruik.
8. Met draaiende motor komt
de machine niet in beweging
wanneer het aandrijfpedaal
wordt ingetrapt.
Als één van de onderstaande problemen optreedt, moet u de betreffende zekering vervangen.
9. Geen enkele elektrische
functie werkt. De accu is opge-
laden.
Als de storingen niet verdwijnen na de hierboven handelingen te hebben verricht, contact opnemen met
uw dealer.
Let op! Nooit proberen om zelf moeilijke reparaties uit te voeren terwijl u niet over de no-
odzakelijke middelen en technische kennis beschikt. Slecht uitgevoerde reparaties leiden
automatisch tot het vervallen van de garantie. In deze gevallen aanvaardt de fabrikant geen
enkele aansprakelijkheid.
NEDERLANDS
Waarschijnlijke oorzaak
Accu niet genoeg opgeladen.
Accu slecht aangesloten.
20A zekering doorgebrand
Brandstofkraan dicht.
Er is geen benzinetoevoer.
Probleem in de ontsteking.
Problemen met de carburatie.
Hoge rijsnelheid in verhouding tot
de maaihoogte.
- De brandstof is op.
- Probeer de motor weer te
starten.
De messen van het maaisysteem
zijn niet scherm.
Rijsnelheid hoog in verhouding
tot de hoogte van het gras dat
moet worden gemaaid.
De maaisysteemgroep zit vol
gras.
- Maaisysteem niet gebalanceerd.
- Messen maaisysteem los.
- losgeraakte onderdelen.
- eventuele beschadigingen.
Hendel voor «uitschakeling van
de transmissie» staat in uitge-
schakelde stand.
20A zekering defect.
Oplossing
Laad de accu op.
Controleer de aansluitingen
Vervang de zekering
Open de brandstofkraan.
- Controleer het peil in de tank.
- Controleer het brandstoffilter.
- Controleer de bevestiging van
de dop van de bougie.
- Controleer of de elektroden
schoon zijn en op de juiste
afstand van elkaar zitten.
Het luchtfilter schoonmaken of
vervangen.
Verminder de rijsnelheid en/of
verhoog de maaihoogte.
Vul de brandstoftank (als het
probleem aanhoudt, naar een er-
kende servicewerkplaats gaan).
Controleer de bandenspanning.
Ga naar een erkende servi-
cewerkplaats.
Verminder de rijsnelheid en/of
verhoog de maaihoogte.
- Wacht tot het gras gedroogd is.
- Maak de maaisysteemgroep
schoon.
Ga naar een erkende servi-
cewerkplaats voor controle,
vervanging of reparatie.
Schakel de aandrijving in.
Vervang de 20A zekering.
NL
27