12
NL
6. STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN MOTOR
STARTEN VAN DE MOTOR
LET OP!
een afstand van minstens 3 meter van de plaats
waar de brandstof bijgevuld werd.
Alvorens de motor te starten:
– Zet de machine stabiel op de grond.
– Verwijder de bladbescherming.
– Zorg ervoor dat het blad niet in aanraking komt met
het terrein of met andere voorwerpen.
• Start met koude motor
OPMERKING
bedoeld een start na minstens 5 minuten dat de motor
uitgeschakeld is of na het bijvullen van brandstof.
Om de motor te starten (Afb. 8):
1. Controleer of de remketting ingeschakeld is (voorste
handbescherming vooruit).
2. Breng de schakelaar (1) in de stand «START».
3. Schakel de starter in, door sterk aan de knop (2) te
trekken.
4. Druk 3-4 keer op de knop van de voorinspuiting (pri-
mer) (3) om de aanvoer van de carburator te be-
vorderen.
5. Houd de machine stevig tegen de grond met een
hand op de handgreep, om de controle ervan niet te
verliezen tijdens het starten (Afb. 9).
LET OP!
vastgehouden wordt, kan de gebruiker door de
duwkracht van de motor het evenwicht verliezen of
zou het blad tegen een hindernis of de gebruiker
zelf gericht kunnen worden.
6. Draai langzaam de startknop 10-15 cm tot u een
zekere weerstand gewaarwordt. Geef dan enkele
keren een stevige ruk tot de machine in gang schiet.
LET OP!
rond uw hand.
GEVAAR!
door ze te laten vallen en ze aan de startkabel vast
te houden. Deze methode is uiterst gevaarlijk, aan
gezien men zo volledig de controle van de machine
en van de ketting verliest.
BELANGRIJK
breekt, wordt er niet over de gehele lengte aan getrok
De motor wordt gestart op
Met start bij koude motor wordt
Indien machine niet stevig
Wikkel de startkabel nooit
Start de kettingzaag nooit
Om te voorkomen dat het touw
STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN MOTOR
ken. Laat het touw niet langs de rand van de opening
van de touwgeleider schuren en laat de knop geleidelijk
aan los, om te voorkomen dat het touw op ongecontro
leerde wijze naar binnen schiet.
7. Duw de knop van de starter ongeveer tot halverwege
de loop terug in.
8. Trek opnieuw aan de startknop tot de motor normaal
in gang komt.
OPMERKING
herhaaldelijk bediend wordt met de starter ingescha
keld, kan de motor vastlopen en de start bemoeilijkt
worden. Indien de motor vastloopt, de bougie demonte
ren en voorzichtig aan de knop van het starttouw trekken
om de overtollige brandstof te verwijderen; vervolgens
de elektrodes van de bougie afdrogen en de bougie
weer monteren op de motor.
9. Zodra de motor loopt, de versnelling kortstondig be-
dienen om de starter uit te schakelen en de motor
weer tot het minimumtoerental te brengen.
BELANGRIJK
toerental te laten draaien met de rem van de ketting in
geschakeld; dit kan een oververhitting en beschadiging
van de koppeling veroorzaken.
10. Laat de motor minstens 1 minuut op het minimum-
toerental draaien vooraleer de machine te gebrui-
ken.
• Start bij warme motor
Voor de start bij warme motor (onmiddellijk na de uit-
schakeling van de motor), volg de punten 1 - 2 - 5 - 6 - 9
van de vorige werkwijze.
LET OP!
hoofdstuk "Voor uw veiligheid" (
GEBRUIK VAN DE MOTOR (Afb. 10)
BELANGRIJK
ting, door de hendel naar de bediener toe te trekken,
vooraleer de versnelling aan te schakelen.
De snelheid van de ketting wordt geregeld met de ver-
snellingshendel (1) op de achterste handgreep (2).
De versnelling kan alleen ingeschakeld worden wanneer
gelijktijdig op de vergrendeling (3) geduwd wordt.
De beweging wordt van de motor overgedragen op de
ketting door middel van een koppeling met centrifugaal-
Indien de knop van het starttouw
Vermijd de motor aan een hoog
Volg de aanwijzingen van het
3.1). strikt op.
Ontkoppel steeds de remket