Condensatoren voor krachtfactorcompensatie zijn niet toegestaan tus-
sen de softstarter en de motor, aangezien dit stroompieken kan veroor-
zaken, waardoor de thyristoren in de softstarter kunnen doorbranden.
Als men toch zulke condensatoren wenst te gebruiken, moeten die
worden aangesloten aan de lijnzijde van de softstarter.
3.
Sluit stuurspanning aan op kabelklem 1 en 2.
4.
Sluit kabelklem 14 aan op de functionele aarding.
De aarding is geen aardsluitingsbeveiliging, maar een functionele aarding.
De massakabel dient zo kort mogelijk te zijn. Maximum lengte: 0,5 m.
De massakabel moet worden aangesloten op de montageplaat, die ook
geaard dient te zijn.
5.
Sluit zonodig de start-, stop- en overige besturingscircuits inclusief de
analoge uitgang naar de aansluitingen, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 aan.
Dit deel gebruikt een interne 24 V DC. Niet voeden met een externe
spanning.
Sluit geen externe spanning aan op de regelkabelklemmen 8, 9, 10, 11,
12, 13 en 14. Indien men deze aanwijzing niet in acht neemt, kan dit
schade aan de softstarter veroorzaken en garantie uitsluiten.
6.
Sluit kabelklemmen 3, 4, 5, 6 en 7 aan bij gebruikmaking van de sig-
naaluitgangsrelais. Dit zijn potentieel vrije contacten voor maximaal
250 V AC, 1,5 A AC-15. Zorg ervoor dat u hetzelfde spanningsniveau
gebruikt binnen dit kabelklemgedeelte.
Dezelfde externe spanning (maximaal 24 V DC of maximaal 250 V AC)
moet worden aangesloten op de uitgangsrelaisklemmen 3, 4, 5, 6 en 7.
Indien men deze aanwijzing niet in acht neemt, kan dit schade aan de
softstarter veroorzaken en de garantie uitsluiten.
92 Softstarters Type PSE18...PSE370 Gebruikershandleiding korte vorm 1SFC132059M9901
09
10
11
12