•
Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (kleine hoeveelheid) als koel-
machine-olie voor de coating van optromp- en flensverbindingen. (Voor
typen die gebruik maken van R410A of R407C)
- De koelstof die in de airconditioner wordt gebruikt is uiterst hygroscopisch,
en vermengd met water kan het de kwaliteit van de koelmachine-olie ver-
slechteren.
7.2. Afvoerleidingwerk
•
Zorg ervoor dat de afvoerleiding naar beneden loopt (met een helling van ten-
minste 1/100), naar buiten (lozing). Monteer geen stankafsluiter of andere
onregelmatigheid in de leiding. (1)
•
Zorg ervoor dat kruiselings gemonteerde afvoerleiding niet langer is dan 20 m
(het hoogteverschil niet meegerekend). Voor lange afvoerleidingen moet u een
steunbeugel monteren om zakken van de leidingen te voorkomen. Monteer
nooit een ontluchtingspijp, omdat anders het afvalwater eruit kan komen.
•
Gebruik een harde PVC-pijp VP-25 (buitendiameter ø32 mm) voor de afvoer-
leidingen.
•
Zorg ervoor dat verzamelleidingen 10 cm lager dan de afvoeruitlaat van het
apparaat gemonteerd zijn, zoals in 2 wordt weergegeven.
•
Monteer geen stankafsluiter op de afvoeruitlaatopening.
•
Zorg ervoor dat u de uitlaat van de afvoerleiding zo monteert dat deze geen
stank veroorzaakt.
•
Doe het uiteinde van de afvoerleiding niet in een afvoer waar zich ionische
gassen ontwikkelen.
8. Luchtkokers
•
Als u leidingen doorvoert, plaats dan een stuk canvas leiding op de plek waar
de leidingen het apparaat in gaan.
•
Gebruik altijd onbrandbaar materiaal.
•
Gebruik altijd ruim voldoende thermisch isolatiemateriaal om
condensatievorming op luchtinlaat-, luchtuitlaatflenzen en luchtuitlaatleidingen
te voorkomen.
[Fig. 8.0.1] (P. 3)
A Luchtinlaat
C Leiding
E Toegangsdeur
G Zorg dat deze afstand groot genoeg is om een te korte cyclus te voorkomen
H Luchtuitlaat
9. Elektrische bedrading
Voorzorgsmaatregelen bij elektrische bedrading
Waarschuwing:
Elektrisch werk moet door gekwalificeerde elektriciens gedaan worden in
overeenstemming met de van toepassing zijnde "Technische Normen voor
Elektrische Installatie" en de bijgeleverde installatie-instructies. Speciale
circuits moeten ook gebruikt worden. Als een voedingscircuit te weinig ca-
paciteit of een installatiedefect heeft, kan het een elektrische schok of brand
veroorzaken.
1. Zorg ervoor om een aardlekschakelaar in het voedingscircuit te installeren.
2. Monteer het apparaat zodanig dat geen van de regelcircuitkabels (afstandsbe-
diening, transmissiekabels) in direct contact met de voedingskabel buiten het
apparaat kan komen.
3. Zorg ervoor dat er op geen enkele kabelaansluiting speling zit.
4. Sommige kabels (voedings-, afstandsbedienings- en transmissiekabels) bo-
ven het plafond kunnen door muizen doorgebeten worden. Gebruik voor be-
scherming zoveel mogelijk metalen pijpen om kabels doorheen te trekken.
54
B Luchtfilter (is reeds geplaatst)
D Canvas doorvoerleiding
F Plafond
[Fig. 7.2.1] (P. 3)
A Naar beneden lopende helling van 1/100 of groter
B Aftapslang (accessoire)
C Binnenapparaat
D Verzamelleiding
E Vergroot deze lengte tot ongeveer 10 cm
1. Steek de afvoerslang (toebehoren) in de afvoerpoort.
(De afvoerslang mag niet meer dan 45° worden gebogen om te voorkomen
dat de slang scheurt of verstopt raakt.)
Het aansluitgedeelte tussen het binnenapparaat en de afvoerslang kan voor
onderhoudswerkzaamheden moeten worden afgekoppeld. Bevestig het
onderdeel met daarvoor bestemde bevestigingsmateriaal. Niet vastlijmen.
2. Sluit de afvoerleiding aan (O.D. ø32 PVC BUIS, niet inbegrepen).
(Bevestig de leiding met lijm voor het harde vinyl chloride-gedeelte van de
leiding, en zet het vast met de band (klein, toebehoren).)
3. Isoleer de afvoerleiding (O.D. ø32 PVC BUISE) en de houder (inclusief het
hoekstuk).
[Fig. 7.2.2] (P. 3)
A Binnenapparaat
B Slangtape (toebehoren)
C Rekband (toebehoren)
D Band bevestigingsgedeelte
E Insteekmarge
F Afvoerslang (toebehoren)
G Afvoerleiding aan (O.D. ø32 mm PVC BUIS, niet inbegrepen)
H Isolatiemateriaal (niet inbegrepen)
I Max.145 ± 5 mm
Voorzichtig:
Voor een goede constructie moet de inlaatpijp 850 mm of langer zijn.
Altijd horizontaal installeren.
5. Verbind het netsnoer nooit met de voedingsleidingen voor de transmissiekabels.
Als u dit wel doet, begeven de kabels het.
6. Zorg ervoor dat u de regelkabels aan het binnenapparaat, de afstandsbedie-
ning en het buitenapparaat aansluit.
7. Aard het apparaat aan de kant van het buitenapparaat.
8. Selecteer regelkabels volgens de voorwaarden zoals op pagina 55 aangege-
ven.
Voorzichtig:
•
Zorg ervoor dat u het apparaat aan de kant van het buitenapparaat aardt.
Sluit de aardingskabel niet op een gas- of waterleiding, een bliksemafleider
of een aardingskabel voor de telefoon aan. Een niet goed geïnstalleerde
aardingskabel kan elektrische schokken veroorzaken.
•
Als de stroomkabel beschadigd is, moet deze worden vervangen door de
producent, diens ondershoudsinstallateur of een gelijkwaardig gekwali-
ficeerde technicus om gevaar en problemen te voorkomen.