NL
Oefeningen
1. Bovenlichaam heffen met armondersteuning
(lage intensiteit)
de voetzolen tijdens de oefening altijd tegen de treeplanken gedrukt zijn
en zo de houding tijdens de training stabiliseren. Bank naar bovenbeen-
lengte c.q. trainingsdoel (zie pag. 25, afb.1) instellen. De handen pak-
ken de handgrepen vast. De knieën zijn 90° gebogen. bovenbeen en
bekken tegen de bank drukken.
Oefening: het bovenlichaam langzaam naar voren buigen tot bijna hori-
zontale positie. Vervolgens het bovenlichaam opheffen – echter zover dat
het bekken niet door het kussen gesteund wordt (zie bewegingsomvang
oefening nr. 3). Het gezicht is naar de bodem gericht.
Werking: rugspieren – vooral de rugstrekspieren; bilspieren.
2. Bovenlichaam heffen, armen op de rug
(lage intensiteit)
Werking: rugspieren – vooral rugstrekspieren; bilspieren.
3. Bovenlichaam heffen (gemiddelde intensiteit)
vooral rugstrekspieren en bovenrug; bilspieren.
Uitgangspositie: hellings-
hoek voor gewenste belas-
tingsintensiteit
instellen
(zie pag. 25, afb. 2). Tree-
planken instellen op on-
derbeenlengte. De afstand
moet zo ingesteld zijn, dat
Uitgangspositie: zie oefe-
ning 1, echter bevinden de
armen zich iets achter-
waarts langs het lichaam,
de handpalmen zijn naar
binnen gericht.
Oefening: zie oefening 1.
Uitgangspositie: zie oefe-
ning 1, echter liggen de
handen in de nek, de elle-
bogen bevinden zich op
schouderhoogte.
Oefening: zie oefening 1.
Werking:
rugspieren
–
4. Bovenlichaam heffen, armen voor het lichaam
(hoge intensiteit)
den langs het lichaam gehouden, de handpalmen wijzen naar de bodem.
Oefening: zie oefening 1.
Werking: rugspieren – vooral rugstrekspieren en bovenrug; bilspieren.
5. Bovenlichaam heffen m.b.v. de armen
(hoge intensiteit)
lend de linker/rechter arm meebewegen. De arm is vanuit de elleboog
licht gebogen, de rug van de hand wijst naar boven.
Werking: rugspieren – vooral rugstrekspieren en bovenrug; schouderspie-
ren; bilspieren.
6. Bovenlichaam heffen met draaiing
(hoge intensiteit)
Werking: rugspieren – vooral rugstrekspieren en rugdraaispieren; bilspieren.
Uitgangspositie: zie oefe-
ning 1, echter bevinden de
armen zich voor het li-
chaam. De ellebogen wor-
den op schouderhoogte ge-
houden en zijn 90° gebo-
gen. De onderarmen wor-
Uitgangspositie: zie oefe-
ning 1, echter worden de
handen voor de borst ge-
houden.
Oefening: zie oefening 1,
echter bij het oprichten van
het bovenlichaam afwisse-
Uitgangspositie: zie oefe-
ning 3.
Oefening: zie oefening 1,
echter bij het oprichten van
het bovenlichaam lang-
zaam afwisselend naar
rechts en links draaien.
31