•
Draag of sleep het gereedschap nooit aan de slang.
•
Het gereedschap en/of de hulpstukken kunnen kortstondig blijven bewegen nadat de regelhendel wordt losgelaten.
•
Wanneer werkzaamheden worden gestart met een koude schijf, moet deze langzaam met het werkstuk in contact worden gebracht tot de
schijf geleidelijk is opgewarmd. Zorg voor een gelijkmatig contact met het werkstuk en vermijd een stotende werking of te hoge druk.
•
Als de slijpmachine is gevallen of als deze ergens tegenaan is gestoten, moet de luchttoevoer worden afgesloten en het hulpstuk grondig
worden gecontroleerd. Gooi beschadigde, geschilferde of gebarsten slijpschijven of hulpstukken weg. Voordat de slijpmachine opnieuw
wordt gebruikt, moet deze in een afgeschermde ruimte worden geactiveerd waarbij dezelfde voorzorgsmaatregelen gelden als na het voor
de eerste maal aanbrengen van de slijpschijf.
•
Voordat het gereedschap wordt neergezet, moet de regelhendel worden losgelaten en het hulpstuk tot stilstand zijn gekomen. Het gebruik
van houders, hangers en balancers wordt aanbevolen.
Aanvullende gevaren van het gebruik van doorslijpschijven (type 1 en 41)
•
Ondersteun het werkstuk tijdens het snijden zodat de sleuf tijdens gebruik op constante of toenemende breedte blijft.
•
Schakel de slijpmachine uit als het slijphulpstuk vast komt te zitten in een geslepen sleuf en haal de schijf los. Controleer of de schijf nog
goed vastzit en niet beschadigd is voordat u verdergaat.
•
Een doorslijpschijf mag niet worden gebruikt voor kantslijpen.
Gevaren van accessoires
•
Gebruik alleen accessoires van de types binnen de afmetingen die zijn aanbevolen door de fabrikant van het apparaat. Gebruik geen andere
accessoires of verbruiksmiddelen.
•
Controleer alle hulpstukken voordat deze worden gemonteerd. Gebruik in geen geval hulpstukken die geschilferd, gebarsten, niet-
concentrisch, overmatig gesleten of op andere wijze beschadigd zijn.
•
Gebruik geen slijpschijf of ander gelaagd hulpstuk dat is blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt, extreme
temperatuurswisselingen, een hoge relatieve vochtigheid, oplosmiddelen, water of andere vloeistoffen.
•
Let op dat het hulpstuk goed op de as past. Het hulpstuk mag niet te nauwsluitend zijn en ook niet te los zitten. Gladde schijven met een gat
mogen een maximale diametrale speling hebben van ongeveer 0,17 cm (0,007 inch). Gebruik geen naafbussen om het hulpstuk passend te
maken voor de as, tenzij deze naafbussen werden meegeleverd of aanbevolen door de fabrikant van de hulpstukken.
•
Wanneer hulpstukken met naafbussen worden geleverd, moet de gebruiker ervoor zorgen dat deze niet in de weg zitten en dat de
klemmende werking voldoende is dat de hulpstukken kunnen roteren en niet slippen.
•
Gebruik altijd een maat spankop die overeenkomt met de afmeting van de as.
•
Gebruik geen Type 1-slijpschijven waarvan de diameter groter is dan 2 inch (50 mm) of waarvan de dikte groter is dan 1/2 inch (13 mm) of
die werken bij randsnelheden van meer dan 1800 surface feet per minuut (9 oppervlaktemeter per seconde).
•
Gebruik bij deze onbeschermde slijpmachine geen draad- of slijpschijven waarvan de diameter groter is dan 2 inch (50 mm), tenzij deze voor
binnenwerk wordt gebruikt waarbij het werkstuk de werker bescherming kan bieden.
•
De veiligheidsmaatregelen en waarschuwingen, de gebruiksbeperkingen en instructies voor installatie en montage van de fabrikant van
het hulpstuk moeten worden opgevolgd, tenzij deze in strijd zijn met de informatie in deze handleiding of andere documentatie die bij het
gereedschap is geleverd. In het geval dat de informatie tegenstrijdig is, geldt de meest beperkende richtlijn.
Gevaren door stof en dampen
•
Draag toepasselijke ademhalingsbescherming als stof of dampen in de werkruimte aanwezig zijn.
•
Stof en dampen die worden veroorzaakt door elektrische apparatuur, en stof dat opwaait door deze te gebruiken, kan
gezondheidsproblemen veroorzaken zoals kanker, geboorteafwijkingen, astma en/of dermatitis). Het is van het grootste belang om risico's
te beoordelen en gepaste maatregelen te treffen om deze te minimaliseren. De prioriteit is om deze bij de bron aan te pakken.
•
Richt de uitlaat zo dat zo weinig mogelijk stof opwaait in een stoffige omgeving.
•
Alle ingebouwde functies of accessoires voor het opvangen, verwijderen of voorkomen van rondvliegend stof of vrijkomende dampen
moeten correct worden gebruikt en onderhouden volgens de instructies van de fabrikant
•
Voorkom blootstelling aan en inademing van schadelijke stoffen en deeltjes die vrijkomen bij het gebruik van elektrisch gereedschap.
-
Sommige stoffen die vrijkomen bij schuren, zagen, slijpen, boren en andere werkzaamheden bevatten chemicaliën waarvan bekend is dat
deze kanker, aangeboren afwijkingen of andere erfelijke aandoeningen veroorzaken. Enkele voorbeelden van deze chemicaliën zijn:
-
lood uit loodhoudende verf,
-
kristalhoudende siliciumdioxide uit stenen en cement en andere metselproducten en
-
arsenicum en chroom uit chemisch behandeld timmerhout.
-
Het risico dat u loopt bij blootstelling aan deze stoffen varieert. Het is afhankelijk van hoe vaak u dit soort werk doet. Tips om de blootstel-
ling aan deze chemicaliën te verminderen: werk in een goed geventileerde ruimte en werk met goedgekeurde beveiligingsmiddelen
zoals stofmaskers die specifiek zijn ontworpen om microscopische deeltjes uit te filteren.
•
Gebruik dit gereedschap niet op materiaal waarvan stof of dampen brandbaar zijn of een mogelijk explosiegevaar opleveren.
•
Hulpstukken moeten worden geselecteerd, geïnspecteerd, juist geïnstalleerd, onderhouden en vervangen in het geval van slijtage om
onnodige toename van stof en dampen te voorkomen.
Verstrikkingsgevaar
•
Losse kledij, persoonlijke juwelen, halssnoeren, haar, handschoenen of andere voorwerpen kunnen verstrikt raken indien deze te dicht bij
het werkend gedeelte van het apparaat komen. Verstrikking kan leiden tot verstikking, scalperen, letsels, gebroken botten en/of afgerukte
ledematen.
Trillingsgevaar
•
Elektrische apparaten kunnen trillen tijdens gebruik. Blootstelling aan trillingen kan leiden tot beschadigde zenuwen en slechtere
bloedtoevoer tot de handen en de armen. Als u gevoelloosheid, tintelingen of pijn ervaart of de huid van uw vingers of handen wordt wit,
mag u het apparaat niet langer gebruiken en moet u geschoold medisch personeel raadplegen voordat u verder kunt gaan.
•
Houd het apparaat met een lichte maar stevige greep vast en houd rekening met de vereiste reactiekrachten die nodig zijn, omdat risico's
door trilling vaak hoger zijn wanneer de greep krachtiger is.
•
Draag warme kledij wanneer u in koude omstandigheden werkt en houd uw handen warm en droog.
•
Ondersteun het gewicht van het gereedschap door middel van een standaard, spanner of balancer.
04580288_ed6
NL
NL-3