NEDERLANDS
3.2 LUCHTTOEVOER (Zie afb. 3.)
Onderdelen
A. Afsluitkraan (gebruikt tijdens dagelijks onderhoud of onderhoud aan het filter of gesmeerde
onderdelen)
B. Drukregelaar en filter (dagelijks aftappen)
C. Hoofdtoevoer aftappunt
D. Aansluitpunt voor hoofdtoevoer
•
Alle gereedschappen werken op perslucht, bij een minimale druk van 5,0 bar.
•
Drukregelaars en automatische olie/filter systemen kunnen worden gebruikt op de luchttoevoer binnen 3
meter van het gereedschap (zie afb. 3).
•
Luchtslangen hebben een minimale effectieve werkdruk van 150% van de maximale druk die in het
systeem wordt geproduceerd of 10 bar, de hoogste van de twee.
•
Luchtslangen moeten oliebestendig zijn, een schuurbestendige buitenkant hebben en zijn omvlochten
als de kans bestaat dat de slang kan beschadigen door het type werkomgeving.
•
Alle luchtslangen MOETEN een minimale diameter hebben van 6,4 millimeter.
•
Controleer op olielekkages. Beschadigde slangen en koppelingen moeten worden vervangen door
nieuwe onderdelen.
•
Als er geen filter op de drukregelaar zit, moet u de luchttoevoer ontluchten en zo opgehoopt vuil of water
verwijderen, voordat u de luchtslang aansluit op het gereedschap.
3.3 WERKINGSPRINCIPE
LET OP - DE JUISTE AANVOERDRUK IS BELANGRIJK VOOR EEN GOEDE WERKING VAN HET
GEREEDSCHAP. VERKEERDE DRUK KAN LEIDEN TOT PERSOONLIJK LETSEL OF BESCHADIGING VAN
HET GEREEDSCHAP. DE AANVOERDRUK MAG NIET HOGER ZIJN DAN DE DRUK DIE GENOEMD BIJ DE
SPECIFICATIES VOOR HET PLAATSEN VAN HET GEREEDSCHAP
Vetgedrukte artikelnummers verwijzen naar de onderdelen in afbeelding 1 & 2 en de tabellen op pagina 8.
Wanneer de luchtslang op het gereedschap is aangesloten, kan de cyclus van het aantrekken en van het
terugtrekken van het gereedschap worden uitgevoerd door de schakelaar (6) in de handgreep in te drukken
en los te laten.
•
De luchttoevoer moet worden losgekoppeld.
•
Sluit de juiste neusstuk-uitrusting aan zoals wordt beschreven op pagina 9.
•
Sluit de pneumatische slang aan op het aan/uit-ventiel (7).
•
Sluit de luchtslang aan op de luchttoevoer.
•
Schakel de luchttoevoer van het gereedschap in door het aan/uit-ventiel (7) in de aan positie te schuiven.
•
Het gereedschap is nu voorzien van lucht en het afzuigsysteem treed in werking.
•
Duw een aantal keer op de schakelaar (6) om de volledige slag van het gereedschap te controleren.
Observeer de werking van het gereedschap. Controleer het gereedschap op vloeistof- en/of
luchtlekkages.
4. BEDIENINGSINSTRUCTIE
4.1 BEDIENING VAN HET GEREEDSCHAP (ZIE AFB. 1, 4, 5, 6)
Een blindklinknagel plaatsen
•
Controleer dat de restnagel-opvangbak (3) is gemonteerd.
Plaats een blindklinknagel in het neusstuk (1a, b of c). Het vacuümsysteem houdt de nagel in het
•
neusstuk.
•
Positioneer het gereedschap.
•
Controleer dat het neusstuk haaks (90°) op het werkstuk staat.
•
Druk op de schakelaar (6) en houd deze vast tot de blindklinknagel goed vastzit in de applicatie.
10
•
•
L
O
4
L
•
•
•
•
5
5
R
j
5
N
a
m
•
•
•
•
•
•
5
•
•
•