PROBLEEM
De oplader laat een luid
zoemend of brommend
geluid horen.
Korte of geen startcyclus
wanneer u de motor tornt.
De oplader wordt niet
ingeschakeld hoewel hij
goed is aangesloten.
De accu is aangesloten
en de oplader is
ingeschakeld, maar hij
laadt niet op.
MOGELIJKE OORZAAK
De transformatorlamellen
trillen (zoemen).
Kortsluiting van diodestel
of uitgangsgelijkrichter
(brommen).
Meer afnemen dan de
nominale ampères van de
oplader.
Geen 3 minuten (180
seconden) wachttijd
tussen tornen.
De klemmen maken geen
goede verbinding.
Het stroomsnoer en/of
verlengsnoer is los.
Geen stroom bij het
contact.
De oplader is mogelijk
oververhit.
De accu is mogelijk sterk
ontladen.
Het wandstopcontact is
stroomloos.
Gesprongen zekering.
Slechte elektrische
verbinding.
De klemmen maken geen
goede verbinding.
80
REDEN/OPLOSSING
Geen probleem; dit is een normale
toestand.
Laat de oplader controleren door
een bevoegd technicus.
De torntijd varieert met de
hoeveelheid afgenomen stroom. Als
het tornen meer dan de nominale
ampères van de oplader afneemt,
is de torntijd mogelijk minder dan 3
seconden.
Wacht 3 minuten voor de volgende
tornpoging.
Controleer op een slechte verbinding
bij de accu en het chassis.
Controleer het elektrische snoer en
verlengsnoer op een losse stekker.
Controleer de wandcontactdoos
op een open zekering of
stroomonderbreker.
De thermische bescherming is
mogelijk doorgeslagen en heeft
iets langer nodig om te worden
teruggesteld. Zorg ervoor dat de
luchtgaten van de oplader niet
geblokkeerd zijn. Wacht en probeer
het opnieuw.
Laad een sterk ontladen accu
gedurende 10 tot 15 minuten op in
de handmatige oplaadsnelheid ter
ondersteuning van het tornen.
Controleer de wandcontactdoos
op een open zekering of
stroomonderbreker.
Vervang de zekering (15 A zekering).
Controleer het elektrische snoer en
verlengsnoer op een losse stekker.
Controleer op een slechte verbinding
bij de accu en het chassis.
Controleer of de verbindingspunten
schoon zijn. Beweeg de klemmen
heen en weer voor een betere
verbinding.