De fabrieksconfiguraties zijn te zien in Tabel 28.
6.6.16.1 O1: instelling functie uitgang 1
De uitgang 1 meldt een actief alarm (dit betekent dat er een blokkering van het systeem heeft plaatsgevonden). De
uitgang laat gebruik van een spanningloos contact (zowel normaal gesloten als normaal open) toe.
Aan de parameter O1 zijn de waarden en de functies gekoppeld die vermeld zijn in Tabel 29.
6.6.16.2 O2: instelling functie uitgang 2
De uitgang 2 meldt de bedrijfsstatus van de elektropomp (pomp aan/uit). De uitgang laat gebruik van een
spanningloos contact (zowel normaal gesloten als normaal open) toe.
Aan de parameter O2 zijn de waarden en de functies gekoppeld die vermeld zijn in Tabel 29.
Configuratie
van de uitgang
0
1
2
3
6.6.17 SF: startfrequentie
Alleen beschikbaar voor inverters van het type M/M.
Dit is de frequentie waarbij de start van de pomp plaatsvindt, voor een tijd ST (zie par. 6.6.18). De vooringestelde
waarde is gelijk aan de nominale frequentie van de pomp en deze waarde kan met de toetsen "+" en "-"worden
ingesteld tussen FN en FN-50%. Als er een FL hoger dan FN-50% is ingesteld, zal SF beperkt worden tot de waarde
voor de minimumfrequentie FL. Bijvoorbeeld voor FN=50Hz, SF kan de waarde worden ingesteld tussen 50 en 25 Hz;
als daarentegen FN=50 Hz en FL = 30 Hz, dan kan SF worden ingesteld tussen 50 en 30 Hz.
6.6.18 ST: starttijd
Alleen beschikbaar voor inverters van het type M/M.
De parameter ST staat voor de tijd gedurende welke de frequentie SF wordt gegeven (zie par.. 6.6.17) voordat de
regeling van de frequentie wordt overgedragen aan het automatische systeem PI. De vooringestelde waarde van ST
is 1 seconde en dit is in bijna alle gevallen de beste waarde. Indien nodig kan de parameter ST echter worden
ingesteld tussen een minimum van 0 seconden en een maximum van 3 seconden.
Indien ST wordt ingesteld op 0 seconden, zal de frequentie van het begin af aan geregeld worden door PI en zal de
pomp in ieder geval op de nominale frequentie worden gestart.
6.6.19 RF: Reset van de fout- en waarschuwingenhistorie
Door de toetsen + en – tenminste 2 seconden tegelijk ingedrukt te houden, wist u het chronologische overzicht van de
fouten en waarschuwingen. Onder het symbool RF staat een overzicht van het aantal fouten dat in de historie
aanwezig is (max. 64). De historie kan bekeken worden via het menu MONITOR (Bewaking) op pagina FF.
6.6.20 PW: wijziging wachtwoord
Het inverter heeft een beveiligingssysteem met wachtwoord. Als er een wachtwoord wordt ingesteld, zijn de
parameters van het apparaat altijd toegankelijk en zichtbaar, maar kunnen ze niet worden gewijzigd.
De enige parameters die het mogelijk maken het wachtwoord onafhankelijk van de instelling te wijzigen zijn: SP, P1,
P2, P3, RP, FP, LA, CT, MS.
Fabrieksconfiguraties van de uitgangen
Uitgang
OUT 1
OUT 2
Tabel 28: fabrieksconfiguraties van de uitgangen
Configuratie van de aan de uitgangen gekoppelde functies
OUT1
Conditie voor
activering
Geen enkele
Arbeidscontact
functie toegekend
Geen enkele
Rustcontact
functie toegekend
Aanwezigheid
Het contact sluit bij
van blokkerende
blokkerende fouten
fouten
Aanwezigheid
Het contact opent bij
van blokkerende
blokkerende fouten
fouten
Tabel 29: Configuratie van de uitgangen
NEDERLANDS
Waarde
2
(fault NO gaat dicht)
2
(Pomp in bedrijf NO gaat dicht)
Status van het
uitgangscontact
Geen enkele
functie toegekend
Geen enkele
functie toegekend
Elektropomp in
bedrijf
Elektropomp in
bedrijf
237
OUT2
Conditie voor
Status van het
activering
uitgangscontact
Arbeidscontact
Rustcontact
Als de elektropomp
in bedrijf is, sluit het
contact
Als de elektropomp
in bedrijf is, opent
het contact