Indien meer units op één afvoer zijn geplaatst, moet een
inrichting worden aangebracht (Fig. 10).
Controleer, voordat de unit in bedrijf wordt gesteld, of het
water in de interne condensaatafvoerbak stroomt, door er
wat water in te gieten. Als u een probleem constateert, moet
de gradiënt van de afvoerpijp worden gecontroleerd en
gezocht worden naar mogelijke obstructies.
In alle gevallen moeten de verbindingskanalen bij de uitlaat
van de unit worden geïsoleerd, om te voorkomen dat zich
condensaat vormt op de wanden.
OPMERKING: De drukverliezen in het kanaal moeten in
overeenstemming zijn met de capaciteit van de units. De
binnenwanden van de kanalen moeten zo glad mogelijk
zijn. Vermijd scherpe bochten. Controleer op lekkage en
aanwezigheid van vuil en afval in de kanalen. Dit kan
namelijk schade veroorzaken aan de ventilator en de klep
van het uitblaasornament.
Wanneer de installatie is voltooid - d.w.z. de 42EM is aan het
plafond bevestigd, de luchtkanalen zijn voltooid, de water-
verdeelstukken zijn aangebracht met de afsluitkleppen
gereed op de aansluitstompen en de elektrische installatie
is voltooid - kunnen de waterleidingen worden aangesloten
(Carrier adviseert buigzame waterleidingen, die als accessoire
kunnen worden geleverd). Elke buigzame leiding heeft een
1/2" gasaansluiting met schroefdraad, afhankelijk van het
model. Breng een pakking (niet door Carrier geleverd) aan
tussen de schroefaansluiting en de afsluitklep.
Nadat alle units zijn geïnstalleerd, open de afsluitkleppen
op de verdeelstukken, ontlucht de kringen en zet ze onder
druk. Ontlucht de batterijen door de ontluchtingsschroe-
ven iets los te draaien. Daarna kan de unit in bedrijf
worden gesteld.
NOOT: Schakel de stroomvoorziening pas in nadat alle
aansluitingen gemaakt en geaard zijn.
3.3 - Demontage
Schakel de hoofdstroom af d.m.v. de op het werk gemon-
teerde werkschakelaar (levering derden).
•
Neem de voedingskabels en de verbindingskabels los.
•
Sluit de afsluiters bij de verdeelstukken.
•
Neem de flexibele waterslangen los door de gasaan-
sluitingen los te draaien.
WAARSCHUWING: Omdat de flexibele waterslangen
niet zijn voorzien van afsluiters, moet een reservoir
worden geplaatst om de batterij af te tappen.
•
Neem de toevoerluchtkanalen los.
•
Neem de flexibele condensaatafvoerleiding los. Ledig
de sifon in een geschikt reservoir.
•
Ondersteun de unit en draai de vier moeren op de
draadstangen los. Laat de unit voorzichtig zakken.
50
4 - CoMPonEntEn
4.1 - Ventilatormotor
4.1.1 - Demontage van de ventilator
WAARSCHUWING: Schakel de hoofdstroom uit alvorens
werkzaamheden aan de unit uit te voeren.
Noteer de kabels voor de aangesloten ventilatorsnelheden.
Wanneer een ventilator of motor defect is moet het gehele
samenstel worden gedemonteerd en vervangen (Fig. 12).
•
Verwijder het filter.
•
Verwijder het toegangspaneel van de ventilator (12a).
•
Neem de voedingskabels van de ventilator/motor los
(hoofd- en stuurstroombedrading voor motor met
variabel toerental).
•
Demonteer de regelaar, indien toegepast (bevestigd
met schroeven), om toegang te krijgen tot de schroeven
van het paneel waarop de ventilator rust.
•
De ventilator en het paneel worden op hun plaats
gehouden door vier torx borgschroeven (T20) (12b).
Verwijder deze en schuif de ventilator omlaag (12c).
•
Verwijder de ventilatormotor en ventilator.
OPMERKING: Raak tijdens de demontage de schoepen
niet aan om beschadiging en onbalans te voorkomen.
•
Voor units met elektrische verwarming (optie) moet de
voedingskabel naar het verwarmingselement worden
losgenomen. Trek de kabel uit de doorvoer.
•
Verwijder de bevestigingsschroeven van de verwar-
mingselementen.
•
Volg nadat de ventilatormotor is vervangen de boven-
staande procedure in omgekeerde volgorde.
WAARSCHUWING: De elektrische aansluitingen op de
ventilatormotor moeten worden gemaakt overeenkomstig
de labels op het klemmenblok.
Motor met variabel toerental: scheid voorzichtig de hoofd-
en stuurstroomkabels en trek ze zo ver mogelijk uit elkaar.
4.1.2 - Vervangen van de condensator (Fig. 13)
•
Schakel de hoofdstroom uit alvorens werkzaamheden
aan de unit uit te voeren.
•
Verwijder het filter.
•
Verwijder het toegangspaneel van de ventilator.
•
Verwijder de condensator die op het motorchassis is
bevestigd.
•
Neem de platte connectors aan de achterzijde van de
condensator los.
•
Vervang de condensator en volg daarna bovenstaande
procedure in omgekeerde volgorde.
4.1.3 - Ventilatorbedrading
4.1.3.1 - Unit met meerdere toerentallen, met blanke draden
bedrading 42EM 05 en 10
Een transformator voorziet de ventilatormotor van 6 toeren-
tallen, waarmee de unit een grote flexibiliteit heeft bij het
instellen van de luchthoeveelheden.