Deze motor is gecertificeerd om op benzine te werken. Exhaust Emission Control System
(Uitlaatemissie Beheersing Systeem): EM (Engine Modifications).
Gebruik geen benzine die Methanol bevat. Meng geen olie door de benzine.
Brandstof bijvullen
Reinig rond de brandstof vulopening voordat de tankdop verwijderd wordt. Vul de tank tot
ongeveer 4 cm onder de bovenkant van de vulopening om de brandstof te kunnen laten
uitzetten. Niet overvullen.
WAARSCHUWING
Voordat er getankt wordt, de motor 2 minuten laten afkoelen.
STARTEN
OPGEPAST: Sommige motoren kunnen uitgerust zijn met Oil GardR (=oliebewakings-
systeem). De Oil GardR is bedoeld om de gebruiker te waarschuwen wanneer de motor
met te weinig olie draait. Controleer voor het starten altijd het oliepeil. De motor kan bescha-
digen als de olie niet op peil gehouden wordt en dit zal de motorgarantie ongeldig maken.
Indien de motor niet start, gestopt is en/of er knippert een lampje in de stopschakelaar,
vul dan olie bij (raadpleeg de olieprocedures, Fig.2).
VOORDAT DE MOTOR GESTART WORDT
Fig. 3
1. Voeg olie toe zoals beschreven in deze handleiding.
Ê
2. Beweeg de chokebediening
naar de stand CHOKE.
Ë
3. Beweeg de toerentalbediening
Ì
4. Draai de benzinekraan
open, indien hiermee uitgerust.
Í
5. Beweeg de stopbediening
naar de stand ON" (=aan) indien hiermee uitgerust.
Noot: Het OIL GARDR (oliebewaking) lampje in de tuimel stopschakelaar
uitgerust, waarschuwt voor een laag oliepeil. Het lampje zal knipperen en de motor zal niet
starten, of herstarten. Er moet olie bijgevuld worden. Vullen tot de FULL" (=vol) markering op de
peilstok of het punt van overlopen bij de olievulplug. Niet overvullen. OIL GARDr zal echter niet
een draaiende motor stoppen indien de motor met te weinig olie gaat draaien.
DE MOTOR STARTEN
Fig. 4
Repeteerstarter
Ê
1. Pak de koordgreep
beet en trek langzaam tot er weerstand gevoeld wordt. Trek dan
het koord snel uit om door de compressie te komen, terugslag te voorkomen en de motor
te starten.
2. Zonodig herhalen met de choke in de stand RUN" (=aan) en de toerentalbediening in
FAST" (=volgas). Wanneer de motor start, deze gebruiken in de stand FAST" (=volgas).
WAARSCHUWING
Snel terugtrekken van het startkoord (terugslag) zal uw hand en arm sneller naar de
motor toetrekken dan u kunt loslaten.
Elektrische starter
1. Bij motoren die zijn uitgerust met 12 volt startsystemen, de sleutel naar de stand
Ë
START" draaien
.
2. Zonodig herhalen met de toerentalbediening in de stand FAST" (=volgas). Wanneer
de motor start, deze gebruiken in de stand FAST".
Noot: Als de machinefabrikant de accu geleverd heeft, laad deze dan volgens de aanwijzingen
van de machinefabrikant op voordat getracht wordt de motor te starten.
Noot: Start steeds kortstondig (15 seconden per minuut) om de levensduur van de startmotor
te verlengen. Langdurig rondtornen kan de startmotor beschadigen.
STOPPEN
Fig. 5
1. Beweeg de toerentalbediening naar de stand IDLE" (=stationair) of SLOW"
Ê
(=langzaam)
, indien hiermee uitgerust.
2. Beweeg dan de stopbediening naar de stand OFF" (=uit)
Ì
OFF"
.
Í
3. Sluit de brandstofkraan
.
OPGEPAST: De chokebediening NIET naar de stand CHOKE" bewegen om de motor te
stoppen. Er kan nabranden of motorschade optreden.
Noot: Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot wanneer de machine niet gebruikt wordt of
onbeheerd wordt achtergelaten.
Noot: Wanneer de motor of de machine vervoerd wordt, de benzinekraan sluiten om lekkage te
voorkomen.
naar de stand "FAST" (=volgas).
Í
, indien hiermee
Ë
of draai de sleutel naar
ONDERHOUD
Fig. 6
Om per ongeluk starten te voorkomen, de bougiekabel
ontkoppelen Ê en deze weghouden van de bougie
voordat onderhoud wordt uitgevoerd.
Regelmatig onderhoud verbetert de prestaties en verlengt de levensduur van de motor. Er is
vaker onderhoud nodig wanneer de motor gebruikt wordt onder zware omstandigheden.
Sla het vliegwiel niet met een hamer of hard voorwerp. Indien dit gebeurt, kan het vliegwiel
barsten tijdens bedrijf.
Verander niets aan verbindingen of andere onderdelen om het motortoerental te verhogen.
Volg de intervallen volgens bedrijfsuren of kalender, wat het eerst voor komt. Er is vaker
onderhoud nodig wanneer de motor onder zware omstandigheden wordt gebruikt, zoals
hieronder aangegeven.
Eerste 5 uur
D Olie verversen
Iedere 8 uur of dagelijks
D Oliepeil controleren
D Rond uitlaat reinigen
Iedere 25 uur of ieder seizoen
D Olie verversen bij bedrijf onder zware belasting of hoge omgevingstemperatuur
D Luchtfilter voorfilter onderhouden *
Iedere 50 uur of ieder seizoen
D Olie verversen
D Vonkenvanger reinigen en inspecteren, indien hiermee uitgerust
Iedere 100 uur of ieder seizoen
D Schuimplastic Oil foam" luchtfilter of patroon onderhouden*
D Bougie reinigen/vervangen
D Olie in tandwielvertraging verversen, indien hiermee uitgerust
D Koelsysteem reinigen*
Ieder Seizoen
D Klepspeling controleren
*
Vaker reinigen onder stoffige omstandigheden, of indien er veel zwevend vuil aanwezig
is, of na langdurig gebruik voor het maaien van lang, droog gras.
Fig. 7
OLIE SERVICE
Controleer regelmatig het oliepeil.
Zorg ervoor dat de olie op peil gehouden wordt. Controleer iedere 8 uur of dagelijks, voordat de
motor gestart wordt. Zie de olie vulprocedure onder Olie Aanbevelingen. Niet overvullen.
Olie verversen
Ververs de olie na de eerste 5 bedrijfsuren. Ververs de olie wanneer de motor warm is.
Opnieuw vullen met olie van de aanbevolen SAE viscositeit (zie fig. 2).
Olie verversen van tandwielvertraging, indien hiermee uitgerust
Verwijder de olievulplug Ê en de olieniveauplug Ë. Tap de olie iedere 100 bedrijfsuren of
ieder seizoen af. Om opnieuw te vullen, SAE 30 olie in de olievulopening gieten tot het uit
het olieniveau controlegat stroomt. Breng beide pluggen weer aan. De olievulplug heeft een
ventilatiegaatje Ì en moet aan de bovenkant van het tandwielkastdeksel geïnstalleerd
worden.
Fig. 8
LUCHTFILTER ONDERHOUD
Dubbel element luchtfilters
Vervang voorfilter Ê en/of patroon Ë indien erg vuil of beschadigd.
Om de voorfilter, indien hiermee uitgerust, te onderhouden, deze wassen in een vloeibaar
schoonmaakmiddel en water. Droogknijpen in een schone doek en grondig laten drogen.
De voorfilter NIET inoliën.
Om de patroon te onderhouden, reinigen door deze voorzichtig tegen een plat oppervlak te
kloppen. De patroon NIET inoliën.
OPGEPAST
Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om te reinigen. Perslucht kan de filter beschadigen;
oplosmiddelen zullen de filter doen oplossen.
51
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING