• Sluit de luchtkanalen in de achterzijde van de generator.
• Houd een veilige afstand van brandbare materialen, of
thermolabiele (met inbegrip van het netsnoer) uit de warme
delen van de generator.
• Als de voedingskabel beschadigd is, moet het vervangen
worden door de Technical Assistance Center om elk risico te
voorkomen.
FUEL
WAARSCHUWING: De generator werkt alleen met DIESEL
of KEROSENE.
Gebruik alleen diesel of kerosine, om het risico van brand
of explosie te vermijden. Gebruik nooit benzine, thinner,
verfverdunner, alcohol of andere licht ontvlambare brandstoffen.
Gebruik niet-giftige antivries in het geval van zeer lage
temperaturen.
INGEBRUIKNAME
Voordat de generator in gebruik wordt genomen, en dus voordat
deze op de netvoeding wordt aangesloten, dient u zich ervan te
verzekeren dat de specificaties van de netvoeding overeenko-
men met de specificaties op het identificatieplaatje.
WAARSCHUWING:
De
generator moet geaard zijn en voorzien zijn van
eenmagnetothermische aardlekschakelaar. De stekkervan
de generator dient in een stopcontact voorzienvan een
stroomonderbreker te worden gestoken.
Voor het opstarten van het toestel gaat u als volgt te werk:
• Zet de schakelaar (1 Fig. 2) in de stand met het symbool: "ON"
de ventilatorslaat aan en na enkele seconden wordt de ver-
branding gestart.
Bij de eerste ingebruikname of nadat alle olie uit het circuit
is verwijderd, is de oliestroom uit de straalpijp mogelijk
onvoldoende, zodat de vlamregelaar van het toestel ervoor
zorgt dat de generator wordt uitgeschakeld; in dat geval wacht u
ongeveer een minuut en drukt u vervolgens op de opstartknop
(2 Fig. 2) om het toestel opnieuw op te starten. Als het toestel
niet correct werkt gaat u in eerste instantie als volgt tewerk:
1. Verzeker u ervan dat de tank olie bevat;
2. Druk op de opstartknop (2 Fig. 2);
3. Als de generator hierna nog niet werkt, raadpleegt u de sectie
"IDENTIFICATIE VAN PROBLEMEN"om na te gaan wat de
oorzaak van het probleem is.
UITSCHAKELING
Om het toestel uit te schakelen dient u schakelaar (1 Fig. 2) in
de stand "OFF". De vlam gaatuit en de ventilator blijft werken tot
de verbrandingskamer volledig is afgekoeld.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
De generator is voorzien van een elektronisch instrument ter
besturing van de vlam. Als er zich afwijkingen in de werking
voordoen zorgt dit instrument ervoor dat het toestel wordt
uitgeschakeld en de opstartknop (2 Fig. 2) wordt geactiveerd.
Er wordt een oververhittingsthermostaat geactiveerd die ervoor
zorgt dat de olietoevoer wordt onderbroken als de generator
oververhit raakt: de thermostaat wordt automatisch opnieuw
ingesteld zodra de temperatuur van de verbrandingskamer tot
onder het toegestane maximum is gedaald.
elektriciteitskabel
van
Voordat de generator weer in werking wordt gesteld dient
de oorzaak van de oververhitting na te worden gegaan
(bijvoorbeeld blokkering van de zuigmond en/of luchtstroom of
uitschakeling van de ventilator). Om het toestel opnieuw op te
starten drukt u op de opstartknop en herhaalt u de instructies uit
de sectie "INGEBRUIKNAME".
TRANSPORT EN VERPLAATSING
WAARSCHUWING: Voordat u het toestelverplaatst dient
u: het toestel uit te schakelen volgens de aanwijzingen
uit de voorgaande sectie; de netvoeding uitschakelen
door de stekker uit het stopcontact te verwijderen en te
wachten tot de generator is afgekoeld.
Voordat de generator wordt opgetild of verplaatst dient u zich
ervan te verzekeren dat de dop van de tank goed vast zit.
De generator kan als mobiele versie zijn uitgerust met wielen.
PREVENTIEF ONDERHOUD-
SPROGRAMMA
Voor een goede werking van het toestel dienen de verbran-
dingskamer, de brander en de ventilator regelmatig te worden
gereinigd.
de
WAARSCHUWING: Voordat er onderhoud op het toestel
plaatsvindt dient u: het toestel uit te schakelen volgens
de aanwijzingen uit de voorgaande sectie; de netvoeding
uitschakelen door de stekker uit het stopcontact te
verwijderen en te wachten tot de generator is afgekoeld.
2
nl