NL
uitschakelen. In dat geval worden de warmtevoorziening, de controle van de vorstbescherming en
eventuele controle van de installatie buiten werking gesteld.
De aanbevolen aansluiting volgens figuur 10b kan de condensaat-hevelinstallatie doen overlopen.
Als op het verwarmingstoestel de externe uitbreidingsmodule EA1 is aangesloten, kan de
alarmaansluiting potentiaalvrij op de digitale ingang aangesloten worden. In dat geval moet het
alarmcontact van de condensaatpomp als NO-contact (maakcontact fig. 11b) aangesloten worden.
Voor de aansluiting zie montagehandleiding EA1.
Een andere aansluiting voor het veiligheidscontact is stekker 96. Hiertoe rekening houden met MA/
SA van het desbetreffende toestel.
Als de kabel niet lang genoeg is, adviseren wij een aftakdoos aan te sluiten.
c/ Hydraulische aansluiting (fig. 7-8 -9)
De pomp wordt in horizontale positie onder de condensaatafvoer van het toestel gemonteerd. In het deksel
zijn vier openingen van Ø 30 mm voorzien. Het condensaat wordt getransporteerd via een terugslagklep,
waaraan een slang (binnendiameter max. 10 mm) met een maximale kromtestraal van 60 mm moet
NL
aangesloten worden. Voor het aansluiten of aftrekken van de slang indien mogelijk de terugslagklep
demonteren.
d/ Plaatsing/montage (fig. 6 -9)
De pomp kan aan de wand (meegeleverde sjabloon van 262 mm, zie pag. 20-21 en bevestigingsschroeven)
en met behulp van 4 houders aan het plafond (voor de plafondmontage moeten de 4 schroefbouten +
moeren en de 2 sjablonen uit de leveringsomvang (pag. 20-21) gebruikt worden) bevestigd resp. op
de bodem geplaatst worden (ook bij opstelling op de grond moet de pomp met pluggen aan de wand
bevestigd worden om het onopzettelijke omstoten van het toestel te voorkomen). De waterafvoerzijde voor
de opvangbak is vrij te kiezen (pompblok links of rechts monteren). Rond de pomp moet voldoende vrije
ruimte zijn voor de koeling. Zorg ervoor dat de condensaatslangen niet geklemd zijn. Gebruik indien nodig
een pantserbuis. In het lijndiagram van het pompvermogen is rekening gehouden met een drukverlies bij
gebruik van een pvc-slang met een binnendiameter van 10 mm.
Techniek verbrandingswaarde (EN12056.1, §4.5, §5.8): slang moet zuurbestendig zijn (pH < 6,5). De
lozing in het rioleringssysteem moet bij voorkeur binnen het gebouw gebeuren.
2/ WERKING
a/ Controle van de werking
Vul de pomp met water. Controleer of de pomp in- en met een lager waterpeil weer uitschakelt. Om de
alarmfunctie te controleren, vult u de pomp met water tot het alarm geactiveerd wordt (uitschakeling van
het toestel, akoestisch of optisch alarm, enz.).
b/ Reiniging
OPGELET: Voor elke reiniging moet het toestel spanningsvrij zijn.
De binnenkant van de pomp moet regelmatig gereinigd worden (eenmaal jaarlijks). Haal de opvangbak van
de pomp en reinig deze met een bleek-/wateroplossing van 5%. Zorg ervoor dat de vlotter niet vuil wordt.
Plaats de opvangbak terug en test nogmaals de pomp (§ 2a) en het alarm.
3/ PROBLEMEN OPLOSSEN
1) Als de pomp niet uitschakelt, controleer dan:
- of de drukleiding geblokkeerd of lek is en vervang deze eventueel;
- of de terugslagklep vuil of lek is en vervang deze eventueel.
2) Controleer of de terugslagklep lek is als de pomp heel snel in- en uitschakelt.
3) Controleer de elektrische aansluiting als de pomp niet start.
4/ GARANTIE
24 maanden vanaf levering. Voor alle verborgen gebreken, materiaal-, constructie- of fabricagefouten
die het gebruik van het product conform de regelgeving verhinderen. Elke garantie vervalt bij een
ondeskundige installatie, niet-naleving van deze handleiding, niet aangesloten veiligheidscontact,
ontbrekend of ondeskundig onderhoud en overmacht. De garantie beperkt zich tot de vervanging van
de defecte producten, zonder verdere aanspraak op schadevergoeding of andere bijkomende en daaruit
voortvloeiende kosten. De beschadigde goederen moeten volledig en met een schriftelijke beschrijving van
de vastgestelde gebreken teruggezonden worden.
15
N922_00_1546.indd 15
10/11/2015 14:30:43