TR 100
Onder en boven de regelaar moet voldoende
plaats aanwezig zijn om de ruimtelucht onge-
hinderd door de ventilatieopening te laten cir-
culeren (gearceerd oppervlak in afbeel-
ding
).
4
Als niet aan alle bovengenoemde voorwaar-
den is voldaan, wordt geadviseerd om gebruik
te maken van de externe ruimtetemperatuur-
sensor RF 1 (toebehoren) en deze aan te
brengen op een geschiktere plaats.
Als de ruimtetemperatuursensor RF 1 wordt
aangesloten, wordt automatisch de in de re-
gelaar ingebouwde sensor uitgeschakeld.
4.2
Montage van de regelaar
• Het bovenstuk (a) van de sokkel (b) losma-
ken, haken (b1) aan zijkant van sokkel in-
drukken en bovenstuk (a) lostrekken
(afbeelding
).
5
• De sokkel (b) kan naar keuze
– met twee schroeven (c) op een normale
inbouwcontactdoos (d) van ø 55 mm
worden gemonteerd,
of
– met vier pluggen (6 mm) en lenskop-
schroeven (Ø 3,5 mm) rechtstreeks op
de muur worden geschroefd
(afbeelding
);
6
daarbij op de juiste montagerichting letten
(klemopschrift leesbaar)!
• Elektrische aansluiting overeenkomstig uit-
voeren (zie hoofdstuk 5).
• Bovenstuk (a) van regelaar vaststeken.
4.3
Montage van het toebehoren
Het toebehoren externe ruimtetemperatuur-
sensor RF 1 en afstandschakelaar (indien
aanwezig) volgens de wettelijke voorschriften
en het bijbehorende inbouwvoorschrift monte-
ren.
5
Elektrische aansluiting
De volgende kabeldiameter moet worden ge-
bruikt van de TR 100 naar het verwarmings-
apparaat.
Lengte tot 20 m
Lengte tot 30 m
Lengte meer
dan 30 m
Met inachtneming van de geldende voor-
schriften moeten voor de aansluiting minstens
elektrische kabels van het type H05 VV-...
worden gebruikt.
Alle leidingen met 24 V (meetstroom) moeten
gescheiden worden geïnstalleerd van leidin-
gen met 230 of 400 V, zodat geen inductieve
beïnvloeding kan plaatsvinden (minimumaf-
stand 100 mm).
Indien inductieve externe invloeden kunnen
optreden, bijvoorbeeld door sterkstroomka-
bels, bovenleidingen, transformatorhuisjes,
radio- en televisietoestellen, magnetrons en
zenders van radioamateurs, moeten de leidin-
gen voor het meetsignaal worden afge-
schermd.
Het desbetreffende elektrische aansluitsche-
ma (afbeelding
)
moet worden aangehouden.
9
5.1
Elektrische aansluiting van het toe-
behoren
Externe ruimtetemperatuursensor RF 1 (in-
dien aanwezig) als in afbeelding
aansluiten.
Indien nodig kunnen de leidingen van de RF 1
met een kabel met verdrilde tweelingsleidin-
gen worden verlengd. Daardoor wordt ge-
waarborgd dat de meetwaarden van de sen-
sor niet worden beïnvloed.
Afstandschakelaar (indien geïnstalleerd) aan-
sluiten zoals getoond op de afbeelding
voor de minimumeisen hoofdstuk 2.2 Toebe-
horen.
Als het schakelcontact van de afstandschake-
laar gesloten is, wordt de verwarming in de
spaarstand geschakeld, in het display ver-
schijnt "F". Als het schakelcontact geopend is,
wordt de op de regelaar ingestelde functie
overgenomen (afbeelding
2
0,75 mm
tot 1,5 mm
2
1,0 mm
tot 1,5 mm
1,5 mm
getoond
7
. Zie
8
).
8
45
2
2
2