[Fig. 10.2.3] (P.4)
Opmerking:
Wanneer u geen momentsleutel heeft kunt u de volgende methode gebrui-
ken:
Wanneer u met een steeksleutel een optrompmoer steeds verder aandraait,
kunt u op een gegeven moment een plotselinge toename in de aandraaitorsie
voelen. Draai vanaf dit punt de moer over het aantal graden dat in de boven-
staande tabel staat.
<Voorbeeld pijpaansluiting>
•
Sluit de pijpen tussen het hoofdapparaat en het subapparaat aan volgens [Fig.
10.2.4].
•
Als u pijpen aan de kogelklep aansluit, voert u het werk eerst aan de gaszijde
uit.
•
De gasdistributeur kan aan de zijde van het hoofdapparaat worden aange-
bracht.
[Fig. 10.2.4] (P.5)
<A> Hoofdapparaat
<B> Subapparaat
<C> Besturingseenheid
<D> Naar het binnenapparaat
<E> De hoek van de distributeur moet binnen 15° vanaf de vloer zijn.
A Aansluitpijp (flenstype) (accessoire)
B Uitdrukgat in het frontpaneel
C Aansluitpijp (gas) [niet meegeleverd]
D Aansluitpijp (vloeistof) [niet meegeleverd]
E Aansluitpijp (oliebalans) [niet meegeleverd]
F Gasdistributeur (accessoire)
G Aansluitpijp (accessoire)
H 90°-bocht (ø28,58) [niet meegeleverd]
I Vloeistofdistributeur (accessoire)
(1) Pijpen aan de voorkant
(2) Pijpen aan de onderkant
Opmerking:
Bij pijpen of elektrische leidingen langs de vloer mogen de gaten aan de
onderkant niet worden geblokkeerd door de fundering of het basisframe.
Bovendien dient bij het aanleggen van pijpen langs de vloer een fundering te
worden aangebracht van minimaal 100 mm boven de vloer, zodat de pijpen
onder de bodem van het apparaat door kunnen lopen.
Procedure voor luchtdichtheidsproef
1. Op druk brengen met stikstofgas
(1) Breng het met stikstof tot de ontwerpspanning (4,15 MPa) op druk en laat het ongeveer een
dag staan om tot rust te laten komen. Indien de druk niet zakt, is de luchtdichtheid goed.
Indien de druk echter wel zakt kunt u, aangezien de plaats van het lek niet bekend is, de
volgende bellentest uitvoeren.
(2) Nadat u het systeem op de hierboven beschreven manier op druk heeft gebracht, dient u
optrompaansluitingen, gesoldeerde aansluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen
lekken te bespuiten met een middel dat bellen kan vormen (Kyuboflex, etc.) en visueel te
controleren of er zich ergens bellen vormen.
(3) Na de luchtdichtheidsproef, dient u het middel dat bellen kan vormen weg te vegen.
2. Op druk brengen met koelstofgas en stikstofgas
(1) Nadat u het systeem op een druk van ongeveer 0,2 MPa heeft gebracht, brengt u het op de
bedrijfsdruk (4,15 MPa) met behulp van stikstofgas.
U dient de druk echter niet in één keer aan te brengen. Tijdens het op druk brengen dient u te
stoppen en te controleren of de druk niet zakt.
(2) U dient op gaslekken te controleren via controle van optrompaansluitingen, gesoldeerde aan-
sluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen lekken door gebruik te maken van een
elektrische gaslekdetector, compatibel met R410A.
(3) Deze test kan worden gebruikt samen met de bellentest voor gaslekken.
Voorzichtig:
Gebruik geen andere koelstof dan R410A.
-
Het gebruik van een andere koelstof zoals R22 of R407C die chloor bevatten,
zou aantasting van de koelolie of storingen in de compressor tot gevolg kun-
nen hebben.
2 Ontluchting
Ontlucht het systeem met de kogelklep van het buitenapparaat dicht. Ontlucht
zowel de verbindingspijpen en het binnenapparaat via de onderhoudspoort op
de kogelklep van het buitenapparaat met behulp van een vacuümpomp. (Pomp
altijd leeg vanaf de serviceaansluiting van zowel de vloeistof- als de gaspijp.)
Maak de verbindingspijp van de oliebalans tussen het hoofdapparaat en het
subapparaat via de serviceaansluiting leeg, met een vacuümpomp en geslo-
ten afsluitkraan van de oliebalans. Zodra het vacuüm een waarde van 650 Pa
[abs] bereikt, dient u nog tenminste één uur duur te gaan met ontluchten.
* Voer nooit ontluchting uit met behulp van koelstof.
68
Voorzichtig:
•
Zorg ervoor dat u de verbindingspijp losmaakt van de kogelklep en de
pijp buiten het apparaat hardsoldeert.
- Wanneer u de pijp hardsoldeert terwijl hij bevestigd zit kan dit de kogelklep
verhitten, hetgeen schade aan de klep of gaslekkage kan veroorzaken. Het
kan eveneens draden binnen het apparaat verbranden.
•
Gebruik als koelmachineolie esterolie, etherolie of alkylbenzeen (kleine
hoeveelheden) voor het aanbrengen van een laag op contactoppervlakken
van uiteinden en flenzen.
- Koelmachineolie degradeert indien deze met een groet hoeveelheid mine-
rale olie wordt gemengd.
•
Zorg dat de kogelklep gesloten blijft tot het bijvullen van koelstof op locatie
is voltooid. De unit zou kunnen worden beschadigd als de kogelklep wordt
geopend voordat de koelstof is bijgevuld.
•
Gebruik geen toevoegsel voor het opsporen van lekkages.
•
Bij verkeerde aansluiting van de oliebalanspijp kan de compressor be-
schadigd raken.
10.3. Luchtdichtheidsproef, ontluchting en
bijvullen van koelstof
1 Luchtdichtheidsproef
Voer de luchtdichtheidsproef uit met de kogelklep van de buitenunit gesloten
en zet de verbindingsleidingen en de binnenunit onder druk via de dienstopening
op de kogelklep van de buitenunit. (Breng altijd zowel vanaf de servicepoort
van de gaspijp als de servicepoort van de vloeistofpijp tegelijkertijd druk aan.)
[Fig. 10.3.1] (P.5)
A Stikstofgas
B Naar binnenapparaat C Systeemanalysator
D Laag-knop
E Hoog-knop
G Vloeistofpijp
H Gaspijp
J Dienstopening
Neem de volgende beperkingen in acht bij het uitvoeren van een luchtdichtheids-
proef om te zorgen dat dit geen nadelige invloed heeft op de koelolie. Ook met
niet-azeotropische koelstoffen (R410A, enz.) kunnen gaslekken tot gevolg hebben
dat de samenstelling anders wordt, waardoor de prestaties verminderen. Voer de
luchtdichtheidsproef daarom zorgvuldig uit.
• Indien een ontvlambaar gas of lucht (zuurstof) wordt gebruikt
voor het op druk brengen, kan het ontvlammen of exploderen.
• Gebruik geen andere koelstof dan die welke staat aangegeven
op het apparaat.
• Afdichten met gas uit een cilinder zorgt ervoor dat de samenstel-
ling van de koelstof in de cilinder verandert.
• Gebruik een drukmeter, vulslang en andere onderdelen die spe-
ciaal zijn bedoeld voor R410A.
• Een elektrische lekdetector voor R22 kan geen R410A-lekkage
detecteren.
• Gebruik geen halogeenlamp. (Hierbij kunnen geen lekken wor-
den gedetecteerd.)
[Fig. 10.3.2] (P.5)
A Systeemanalysator
B Laag-knop
D Kogelklep
E Vloeistofpijp
G Dienstopening
H 3-wegverbindingsstuk
I Klep
J Klep
L Weegschaal
M Vacuümpomp
O Buitenunit
P Zijde van het hoofdapparaat
Q Zijde van het subapparaat
R Afsluitkraan voor oliebalans
S Serviceaansluiting voor de oliebalanspijp
T Oliebalanspijp (tussen buitenapparaten)
U Servicepaneel (linkerzijde)
V Naar vloeistofdistributeur (accessoire)
F Kogelklep
I Buitenapparaat
Beperking
C Hoog-knop
F Gaspijp
K Cilinder met R410A
N Naar binnenunit