[Fig. 11.2.1] (P.6)
A Netvoeding
C Aardschroef
2. Leidingbevestigingsplaten (ø46, ø53) worden meegeleverd.Leid het netsnoer
en de transmissieleidingen door de juiste doordrukopeningen en verwijder ver-
volgens de afdekking van de doordrukopening aan de onderkant van de aansluit-
doos en sluit de draden aan.
3. Sluit het netsnoer aan op de bedieningsdoos m.b.v. een kabeldoorvoer die
spankrachten kan opvangen (een PG-aansluiting of iets dergelijks).
4. Maak de opening smaller met behulp van een buis om te voorkomen dat kleine
dieren naar binnen dringen.
11.3. Bedrading transmissiekabels
1 Typen bedieningskabels
1. Bedrading transmissiekabels
•
Typen van transmissiekabels: Afschermdraad CVVS of CPEVS
•
Kabeldoorsnede: Meer dan 1,25 mm
•
Maximaal toegestane kabellengte: Minder dan 200 m
2 Voorbeelden van bedrading
•
Naam bedieningseenheid, aanduiding en toegestane aantal bedienings-
eenheden.
Hoofdapparaat
Buitenapparaat
Subapparaat
Binnenapparaat
Regeleenheid voor binnenunit
Afstandsbedieningseenheid
Afstandsbediening (*1)
Overig
Transmissieversterker
*1 Afhankelijk van het aantal aangesloten regeleenheden voor binnenunits hebt u mogelijk een transmissieversterker (RP) nodig.
Voorbeeld van de groepswerking met meerdere buitenapparaten (afschermdraden en adresinstellingen zijn nood-
zakelijk)
<Voorbeeld van bedrading transmissiekabels>
[Fig. 11.3.1] M-NET-afstandbediening (P.7)
[Fig. 11.3.2] MA-afstandbediening (P.7)
[Fig. 11.3.3] Transmissieversterker (P.7)
<A>
Verplaats de draadbrug van CN41 naar CN40
<B>
Schakelaar 2-1: AAN (ingeschakeld)
<C>
Laat de draadbrug op CN41
<D>
SW2-1: OFF
A Groep 1
B Groep 4
( ) Adres
<Bedradingsmethode en adresinstellingen>
a. Gebruik altijd afgeschermde kabel bij het maken van verbindingen tussen de hoofdapparaat (OC) en het binnenapparaat (IC), en bij alle OC-OC, en IC-IC verbindingen.
b. Gebruik voedingsbedrading voor het aansluiten van M1 en M2 en de aardingsaansluiting op het aansluitblok voor de transmissiekabel (TB3), van elk hoofdapparaat
(OC) naar de aansluitingen M1, M2 en aansluiting S op het transmissiekabelblok van het binnenapparaat (IC).
c. Gebruik voedingsbedrading voor het aansluiten van M1, M2 en S op het centrale besturingsaansluitblok (TB7) van het hoofdapparaat (OC) naar de aansluitingen M1,
M2 en S op het centrale besturingsaansluitblok (TB7) van het subapparaat (OS).
d. Sluit aansluitklemmen 1 (M1) en 2 (M2) van het transmissiekabelblok van binnenapparaat (IC) met het laatste adres in dezelfde groep aan op aansluitblok van de
afstandsbedieningseenheid (RC).
e. Sluit de aansluitingen M1, M2 en aansluiting S op het aansluitblok voor centrale besturing (TB7) voor het hoofdapparaat (OC) of het subapparaat (OS) op elkaar aan.
f.
Verander de jumperklem op het bedieningsbord van CN41 naar CN40 voor slechts een enkel buitenapparaat.
g. Sluit aansluiting S op het aansluitblok voor centrale besturing (TB7) voor het hoofdapparaat (OC), waarvoor het apparaat waarin de verbindingsjumper was aangebracht
in CN40 in de bovenstaande stap, aan op de aardingsaansluiting
h. Stel de schakelaar voor de adresinstelling in zoals hieronder wordt getoond.
*
Als u het adres van het buitenapparaat op 100 wilt instellen, dient u de schakelaar voor het instellen van het adres in te stellen op 50.
Apparaat
Bereik
IC (Hoofd)
01 tot 50
IC (Subinstelling)
01 tot 50
Buitenapparaat(Hoofdapparaat)
51 tot 100
Buitenapparaat(Subapparaat)
52 tot 100
M-NET R/C (Hoofd)
101 tot 150
M-NET R/C (Subinstelling)
151 tot 200
MA R/C
i.
Stel meerdere buitenapparaten in als een groep vanaf de afstandsbedieningseenheid (RC) nadat de spanning is ingeschakeld. Zie de installatiehandleiding van de
afstandsbedieningseenheid voor meer informatie.
70
B Transmissieleiding
2
Naam
C Groep 5
in de eenheid met elektrische componenten.
Stel het laatste adres in in dezelfde groep van binnenapparaten
Stel de adressen in van elk apparaat, anders dan de IC (Hoofd), in de groep van binnenapparaten. IC (Hoofd) moet
opeenvolgend zijn
Meest recente adres van binnenapparaten in hetzelfde koelsysteem plus 50
Adres van het hoofdapparaat plus 1
Adres IC (Hoofd) plus 100
Adres IC (Hoofd) plus 150
–
Niet-vereiste adresinstelling (vereiste Hoofd/Subinstelling)
•
Maximumlengte van de transmissiekabels voor centrale bediening en de
verbindingskabels tussen binnenunit en buitenunit (maximumlengte via binnen-
unit): 500 m.
De maximumlengte van de bedrading tussen de voedingseenheid voor de
transmissiekabels op de transmissiekabels (voor centrale bediening en elke
buitenunit) en systeembediening is 200 m.
2. Afstandsbedieningskabel
•
M-NET-afstandsbediening
Type afstandsbedieningskabel
Kabeldoorsnede
Opmerkingen
•
MA-afstandsbediening
Type afstandsbedieningskabel
Kabeldoorsnede
Opmerkingen
*
Bij verbinding met een eenvoudige afstandsbediening.
Code
Mogelijke unitaansluitingen
OC
–
OS
1 apparaat per 1 OC
IC
1 tot 32 units per 1 OC (*1)
RC
Maximaal 2 units per groep
RP
0 tot 1 unit per 1 OC (*1)
D Afschermdraad
E Subafstandsbedieningseenheid
Instellingsmethode
2-aderige (onafgeschermde) kabel met kabelbekleding
2
2
0,3 tot 1,25 mm
(0,75 tot 1,25 mm
)*
Gebruik bij een lengte van meer dan 10 m, een
kabel met dezelfde specificaties als 1. Bedra-
ding transmissiekabels
2-aderige (onafgeschermde) CVV-kabel met kabelbekleding
2
2
0,3 tot 1,25 mm
(0,75 tot 1,25 mm
)*
Maximaal 200 m