13
De controle-LED monteren
De rechter binnenbekleding voor het boren beschermen door met plakband af te plakken.
De boorsjabloon
positioneren. Het midden van het te boren gat met de krasnaald markeren, en met een boor ø 2 mm
voorboren en daarna met ø 8 mm uitboren.
De aansluitkabel
De kabel in het driepolige stekkerhuis
2, zwarte kabel op positie 3). Het deksel
De kabel
oprollen, met een kabelbindstrip tot een lengte van ca. 15 cm inkorten en de adapterkabel
aan het voertuig aansluiten.
De stekker van het display op het voertuig aansluiten.
14
Inbedrijfstelling en controle van de werking van de alarminstallatie
De min-kabel aan de batterij aansluiten.
Activering van de installatie
15 seconden na de contactsleutel uitgetrokken te hebben, wordt de wegrijbeveiliging automatisch
geactiveerd.
B
De knipperlichten gaan eventjes branden
B
De alarmfunctie is niet actief. U kunt de ontsteking inschakelen (de controle-LED
branden), maar u kunt de motor niet starten.
De stroomtoevoer naar de brandstofpomp en het starterrelais is onderbroken.
Deactiveren van de wegrijbeveiliging
Deactiveer de wegrijbeveiliging door met ingeschakelde ontsteking de toets
ning
in te drukken of door de inductieve sleutel
B
Het voertuig is startklaar.
Extra (manueel) activeren van de alarmfunctie (bij eerder geactiveerde wegrijbeveiliging)
Als bij de actieve wegrijbeveiliging en uitgeschakelde ontsteking de toets
ingedrukt wordt of als de inductieve sleutel op de controle-LED
ook de alarmfunctie geactiveerd.
B
De knipperlichten knipperen tweemaal.
B
Na 15 seconden begint de controle-LED
alarmfunctie actief. Na nog eens 50 seconden wordt de bewegingssensor geactiveerd.
Startpogingen, het losmaken van de draden van de accuklemmen, of de bewegingen van het
voertuig zullen nu gedurende 30 seconden een alarmsignaal geven; d.w.z. de sirene weerklinkt,
de knipperlichten knipperen en de stroomtoevoer naar de brandstofpomp en het starterrelais is
onderbroken.
Deactiveren van de wegrijbeveiliging en de alarmfunctie
Door op toets
bij uitgeschakelde ontsteking te steken, worden de wegrijbeveiliging en de alarmfunctie gelijktijdig gede-
activeerd.
B
De knipperlichten gaan eventjes branden
B
De installatie is nu gedeactiveerd en de controle-LED
U hebt na deactivering 15 seconden de tijd om de ontsteking in te schakelen, na deze tijd wordt de
wegrijbeveiliging opnieuw automatisch geactiveerd.
Dit is werkwijze A van de installatie (basisfabrieksinstelling met automatische activering van de wegrij-
beveiliging en manuele activering van de alarmfunctie).
(zie laatste pagina) uitsnijden en met de randen (links/onderaan) op de bekleding
van de controle-LED van boven insteken en de LED
van de afstandsbediening te drukken of door de inductieve sleutel op de controle-LED
aanbrengen (rode kabel op positie 1, witte kabel op positie
opschuiven.
op de controle-LED
te knipperen en naast de wegrijbeveiliging is nu ook de
gedoofd.
60
in de bekleding drukken.
gaat daarbij
op uw afstandsbedie-
van het voertuig te steken.
van de afstandsbediening
gestoken wordt, dan wordt daarbij