20
Aanwijzingen voor het onderhoudswerk
Bij alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan het voertuig moet rekening gehouden worden
met de alarminstallatie. Al naargelang van de ingestelde werkwijze is de te volgen methode verschillend.
Bij alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
Ingestelde werkwijze
Werkwijze A
Werkwijze B
Werkwijze C
Bij gebruik van het MoDiteC-diagnosesysteem
Ingestelde werkwijze
Werkwijze A
Werkwijze B
Werkwijze C
Aanwijzing
L
De omprogrammering van de installatie op werkwijze B gebeurt volgens het voorbeeld in positie
ter vereenvoudiging kan bij de stappen 4–13 toets
Na afsluiting van het werk moet u de installatie weer in de oorspronkelijke werkwijze terugzetten.
Aanwijzing
L
Vooraleer de achterlichten te vervangen, moet eerst de bevestigingsmoer van de stuureenheid (zie
positie
) losgemaakt en de stuureenheid naar voren van de houder getrokken worden. Na het
vervangen van de lampen moet de stuureenheid weer op de houder worden geschroefd.
21
Schematische voorstelling van de kabelbomen
A Centrale stekker
B Aansluitkabel voor LED
C Aansluiting brandstofpomp
D Aansluiting starterrelais, kabelkleur 2x zwart
F Aansluiting programmering;
G Aansluiting stroomverzorging (+30 massa) en knipperlichten, stekkerkleur blauw
K Bewegingssensor
L Stuureenheid
M Ontvanger voor draadloze afstandsbediening
Procedure
Voor het begin van het werk moet u zich ervan vergewissen dat de alarmfunctie niet
actief is.
Voor het begin van het werk moet u zich ervan vergewissen dat de installatie niet actief is.
Aangezien de installatie in deze werkwijze zichzelf automatisch activeert, moet ze tij-
dens het werk op werkwijze B geprogrammeerd worden.
Procedure
Voor het begin van het werk moet de installatie op werkwijze B geprogrammeerd worden
Voor het begin van het werk moet u zich ervan vergewissen dat de alarminstallatie niet
actief is.
Voor het begin van het werk moet de installatie op werkwijze B geprogrammeerd worden
65
ingedrukt worden.
–