WERKING
De ventilatoren kunnen op verschillende snelheden draaien: de VT9
op twee standen, de VT12, VT16 en VS16 op drie standen. Alle
types zijn voorzien van een zwenkfunctie (45°).
Wanneer:
kunt u de ventilator in gebruik nemen:
I - Steek de stekker in het stopcontact
II - Kies vermogen: 0=uit, 1=standaard,
2=sterk en 3=extra sterk.
De vermogensknoppen van de VT-
modellen bevinden zich op de voet, bij
de VS zitten ze op de knoppenkast.
De ventilator zal nu zijn werking starten.
III - Druk indien gewenst de zwenkknop
bovenop de motor in: de ventilator zal
nu in een hoek van 45° gaan zwenken.
Door deze knop weer uit te trekken
schakelt
u
oscillatie) weer uit.
IV - Om de ventilator wat meer naar boven of beneden te laten
blazen kunt u het motorblokje met de ventilator wat naar boven of
beneden bijstellen t.o.v. de voet. Voor u dat doet eerst de ventilator
uitschakelen en de stekker uit het stopcontact nemen!
Om de ventilator uit te schakelen drukt u op de 0-knop. Wanneer u
de werking langer dan enkele minuten wilt onderbreken dient u ook
de stekker uit het stopcontact te nemen.
SCHOONMAAK EN ONDERHOUD
Schakel de ventilator uit en neem de stekker uit het stopcontact
wanneer u hem wilt reinigen of onderhoud wilt uitvoeren.
De ventilator vraag alleen wat algemeen, uitwendig onderhoud. Stof
hem regelmatig af met een zachte doek of plumeau of zuig hem
schoon met een zacht stofzuigerborsteltje. Is hij erg vuil, open dan
- de ventilator volledig in elkaar is gezet
- alle verbindingen stevig vastgedraaid zitten
- alle veiligheidsvoorschriften in acht genomen zijn
de
zwenkfunctie
7
(of: