INHOUD
1. INSTALLATIE ..................................................................................................................................................................................................... 32
2. ELEKTRISCHE AANSLUITING .......................................................................................................................................................................... 32
3. CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE GROEP ........................................................................................................................................... 32
3.1. CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE ELEKTROPOMP ...................................................................................................................... 32
3.2. CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE COMPENSATIE-ELEKTROPOMP (STUURPOMP) ................................................................ 32
3.3. GROEPEN MET MEER POMPEN ............................................................................................................................................................... 33
4. PERIODIEK ONDERHOUD ................................................................................................................................................................................ 33
4.5. DRIEJAARLIJKSE CONTROLE ................................................................................................................................................................... 33
4.6. TIENJAARLIJKSE CONTROLE ................................................................................................................................................................... 33
5. AFSTELLINGEN VAN DE GROEP ..................................................................................................................................................................... 33
Drukschakelaar Danfoss type KP ................................................................................................................................................................... 34
6. COMPENSATIE-ELEKTROPOMP ..................................................................................................................................................................... 34
7. ONDERHOUD ..................................................................................................................................................................................................... 34
1.1.
De groep moet geïnstalleerd worden in een goed geventileerde ruimte, beschermd tegen de weersomstandigheden en bij een
omgevingstemperatuur niet lager dan 4°C (10°C indien er ook motorpompen geïnstalleerd zijn) en niet hoger dan 40°C. Stel
de groep zodanig op dat men geen problemen ondervindt bij het uitvoeren van eventuele onderhoudswerkzaamheden.
1.2.
Verzeker u ervan dat de leidingen van de installatie op autonome wijze gedragen worden en niet met hun gewicht op de
collectors van de groep rusten, om vervormingen of breuk van componenten te vermijden.
1.3.
Het is raadzaam om de persleidingen op de installatie aan te sluiten met trilingdempende koppelingen ertussen.
1.4.
Verzeker u ervan dat de watervoedingsbron over dusdanige eigenschappen beschikt dat de afname van het bij de voorziene
bedrijfscondities benodigde debiet altijd verzekerd is.
2. ELEKTRISCHE AANSLUITING
LET OP: NEEM DE GELDENDE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN ACHT
2.1.
Controleer de voedingsspanning en - frequentie. Waarden die afwijken van de waarden die op het motorplaatje vermeld zijn
kunnen onherstelbare schade veroorzaken.
2.2.
Geef bij het tot stand brengen van de aansluiting van de draden van de voedingskabel op de klemmenstrook van het
bedieningspaneel prioriteit aan de aarddraad.
Voor het schakelschema van het bedieningspaneel en de besturingseenheid van de compensatiepomp met bijbehorende informatie,
zie de bijgaande documentatie.
3. CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE GROEP
3.1. CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE ELEKTROPOMP
a)
Zet de hoofdschakelaar van het paneel van de elektropomp op ON.
Houd de perszijde gesloten en controleer de prestatie van de pomp op de manometer. Deze moet overeenstemmen met de hydraulische
gegevens, anders moeten de elektrische verbindingen worden verwisseld.
b)
Zet de keuzeschakelaar van het paneel van de elektropomp in de stand AUT.
c)
Open een klep van de installatie (of de handmatige startklep van de pomp, in de buurt van de drukschakelaars)
d)
Controleer de start van de elektropomp.
e)
Sluit de klep van de installatie (of de handmatige startklep van de pomp, in de buurt van de drukschakelaars)
f)
Zet de installatie onder druk.
g)
Stop de elektropomp met de STOP knop op het schakelpaneel.
Zie voor de controle bij niet startende elektropomp de instructiehandleiding van de elektropomp.
LET OP! GEDURENDE DE WERKING VAN DE ELEKTROPOMP:
Controleer de installatie op eventuele waterlekken, en stop de elektropomp zo nodig.
−
Het signaleringscontact voor draaiende elektropomp gaat dicht en kan de eventuele aangesloten alarmen activeren.
−
3.2. CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE COMPENSATIE-ELEKTROPOMP (STUURPOMP)
De compensatiepomp (of stuurpomp) is een hulppomp die in werking treedt voor kleine waterhoeveelheden. De pomp start op een druk die
hoger is dan de startdruk van de hoofdpompen en hij stopt op het moment dat de druk in de installatie hersteld is.
Aanwezigheid van een dergelijke pomp is niet verplicht maar wordt aanbevolen om onnodig opstarten van de hoofdpompen in het geval van
lekken in de installatie te voorkomen.
a)
Zet de hoofdschakelaar van het paneel van de elektropomp op ON.
b)
Houd de perszijde gesloten en controleer de prestatie van de pomp op de manometer. Deze moet overeenstemmen met de hydraulische
gegevens, anders moeten de elektrische verbindingen worden verwisseld.
NEDERLANDS
32