5.8 Kalibratie-intervallen
– Dräger beveelt aan elke 2 jaar een onderhoud uit te voeren. Jaarlijkse of
zesmaandelijkse kalibraties als dit geëist is, volgens EN 50073, OSHA of
andere land- of bedrijfsspecifieke vereisten.
5.9 Instelbare bedrijfstijd (in dagen)
– Het apparaat is voorzien van een functie voor het instellen van een bedrijfs-
tijd. De instelbare bedrijfstijd kan worden gebruikt om een afzonderlijke be-
drijfstijd in te stellen, bijv. om een 'kalibratiedatum', een 'onderhoudsdatum',
een 'buiten gebruikstelling datum', enz. in te stellen.
– Voor het instellen van de bedrijfstijd wordt het apparaat via een 'cradle' of
via het E-Cal Systeem op een PC aangesloten. De instelling wordt met de
geïnstalleerde software Pac Vision of CC-Vision uitgevoerd.
5.10 De modus informatiedisplay
– In de meetmodus drukt u eenmaal op [OK] om alle opgeslagen foutcodes
weer te geven, tweemaal om alle meldingscodes weer te geven; druk op-
nieuw op [OK] om naar het hoofddisplay terug te gaan.
6 Alarm
Als het hoofdalarm in werking treedt, dient u het gebied onmiddellijk te ver-
laten, omdat er sprake kan zijn van een levensbedreigende situatie.
Een hoofdalarm is zelfhoudend en kan niet bevestigd of geannuleerd wor-
den.
6.1 Concentratie voor-/hoofdalarm
– Optische en akoestische alarmen treden in werking steeds wanneer de
alarmgrenzen A1 of A2 overschreven wordt. Het apparaat is voorzien van
een vibratiealarm. Het trilt parallel aan deze alarmgrenzen.
– Tijdens een A1 wordt een alarmtoon afgegeven en de LED knippert.
– Tijdens een A2 wordt een dubbele alarmtoon afgegeven en de LED knippert
dubbel.
– Het display zal tussen de meetwaarde en 'A1' of 'A2' wisselen.
– De alarmen kunnen al naar gelang de configuratie worden bevestigd of uit-
geschakeld (zie sectie 4). "Te bevestigen": zoemer en alarm LED kunnen
worden bevestigd, hiertoe [OK] toets indrukken.
– "Zelfhoudend": Het alarm gaat pas uit nadat de concentratie onder de alarm-
grenzen is gedaald en de [OK] toets ingedrukt wordt.
– Als het alarm niet zelfhoudend is, wordt het uitgeschakeld zodra de concen-
tratie onder de alarmgrens daalt.
GEVAAR
6.2 Batterij voor-/hoofdalarm
– Als het batterijvooralarm is ingeschakeld, geeft het apparaat een akoestisch
signaal af en de LED knippert, en het pictogram 'Niveau batterij laag' »
knippert.
– Ter bevestiging van het vooralarm de [OK] toets indrukken.
– Na het eerste batterijvooralarm gaat de batterij nog 1 uur tot 1 week mee,
afhankelijk van de temperatuur:
> 10 °C
= 1 week gebruikstijd
0 °C tot 10 °C = 1 dag gebruikstijd
< 0 °C
= 2 uur gebruikstijd
– Bij een batterijhoofdalarm weerklinkt een dubbele alarmtoon en de alarm
LED knippert.
– Een batterijhoofdalarm kan niet worden bevestigd; het apparaat
ong. 1 minuut automatisch uit.
– Bij sterk ontladen batterij kan de alarm LED door de ingebouwde veiligheids-
functies worden geactiveerd.
6.3 Batterij vervangen
WAARSCHUWING
Explosiegevaar!
De batterij niet in explosiegevaarlijke gebieden vervangen.
– Het apparaat heeft een vervangbare Lithium batterij.
– De batterij is deel van de Ex goedkeuring.
– Uitsluitend de volgende accutypes gebruiken:
Duracell 123 Photo, Lithium, 3 V
Duracell 123 Ultras, Lithium, 3 V
Panasonic CR 123A, Lithium, 3 V
Energizer EL 123A, Lithium, 3 V
Powerone CR 123A, Lithium, 3 V
– Schakel het apparaat uit.
– De 4 schroeven aan de achterkant van de behuizing losdraaien.
– Het vak aan de voorkant openen en de ontladen batterij verwijderen.
– Plaats een nieuwe batterij; daarbij op de polariteit (+/–) letten.
– Het vak aan de voorkant terugplaatsen en de 4 schroeven weer aandraaien.
– Na het aanbrengen van de batterij wordt de sensor gedurende ca.
15 minuten opgewarmd. De aangegeven concentratie knippert totdat de op-
warmfase beëindigd is.
«
na
schakelt
41