1
Reinig vaker onder stoffige omstandigheden of wanneer zich veel zwevend vuil
in de omgeving bevindt.
Voer onderhoud uit aan de bougie.
Zie Afbeelding 4
Controleer de elektrodeafstand (A, Afbeelding 4) met een draadkaliber (B). Stel
zonodig de afstand bij Installeer de bougie en draai deze vast met het aanbevolen
aanhaalkoppel Zie voor afstelling van de elektrodeafstand en het aanhaalkoppel het
deel Specificaties .
Opmerking: *In sommige gebieden schrijven plaatselijke wetten het gebruik voor
van weerstandsbougies om ontstekingssignalen te onderdrukken Indien deze motor
origineel was uitgerust met een weerstandsbougie, gebruik dan voor vervanging
hetzelfde type bougie.
Onderhoud aan het uitlaatsysteem
WAARSCHUWING
Draaiende motoren produceren warmte. Motoronderdelen, vooral
geluiddempers, worden zeer heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras en hout, kan in brand vliegen.
• Laat geluiddemper, motorcilinder en koelvinnen afkoelen voordat u ze aanraakt.
• Verwijder brandbare stoffen die zich in en rondom de geluiddemper en cilinder
hebben opgehoopt.
• Overeenkomstig de California Public Resource Code Section 4442 is het
verboden de motor te gebruiken in of in de buurt van bos-, kreupelhout- of
grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals
gedefinieerd in Section 4442, die in goede staat wordt gehouden. In andere
deelstaten of landen gelden mogelijk vergelijkbare wetten. Neem contact op met
de oorspronkelijke fabrikant, detailhandelaar of dealer voor een vonkenvanger die
ontworpen is voor het uitlaatsysteem dat op uw machine is geïnstalleerd.
Verwijder brandbare stoffen die zich in en rondom de geluiddemper en cilinder
hebben opgehoopt. Inspecteer de uitlaat op barsten, corrosie of andere beschadiging
Verwijder de vonkenvanger, als de machine hiermee is uitgerust en inspecteer deze
op beschadiging of koolverstopping Als u beschadigingen aantreft, installeer dan
vervangingsonderdelen voordat u het apparaat weer gebruikt.
WAARSCHUWING
Vervangende onderdelen moeten identiek zijn aan en op dezelfde positie worden
geïnstalleerd als de originele onderdelen. Andere onderdelen zullen minder goed
werken, kunnen de maaier beschadigen en kunnen letsel veroorzaken
Motorolie verversen
Zie afbeelding: 5, 6, 7
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct dat op de juiste manier moet worden
afgedankt. Voer het niet af met het huishoudelijk afval. Raadpleeg de plaatselijke
autoriteiten, het servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer-/recyclingbedrijven.
Olie aftappen
1.
Maak bij een uitgeschakelde, maar nog steeds warme motor de bougiekabel(s) (D,
afbeelding 5) los en houd deze uit de buurt van de bougie(s) (E).
2.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 6).
3.
Verwijder de olieaftapplug (F, afbeelding 7). Laat de olie in een goedgekeurde bak
stromen.
4.
Nadat de olie is afgetapt, plaats de olieaftapplug (F, afbeelding 7) terug en zet
deze vast.
Oliefilter vervangen, indien aanwezig
Sommige motoren zijn voorzien van een oliefilter. Zie voor de vervangingsintervallen het
Onderhoudsschema.
1.
Tap de olie af uit de motor. Zie het deel Olie aftappen .
2.
Verwijder het oliefilter (G, afbeelding 7) en gooi dit op de juiste manier weg.
3.
Smeer voordat u een nieuw oliefilter monteert de pakking van het oliefilter lichtjes
in met verse, schone olie.
4.
Installeer het oliefilter met de hand totdat de pakking de houder van het oliefilter
raakt en draai het oliefilter dan nog 1/2 tot 3/4 slagen aan.
5.
Vul olie bij. Zie het deel Olie bijvullen .
6.
Start de motor en laat deze draaien. Controleer op olielekkage terwijl de motor
opwarmt.
7.
Schakel de motor uit en controleer het oliepeil. Het oliepeil is correct als het
bovenaan bij de indicator voor vol (B, afbeelding 6) op de peilstok staat.
Olie bijvullen
• Zorg ervoor dat de motor waterpas staat.
• Verwijder eventueel vuil uit het olievulgebied.
• Zie het deel Specificaties voor de oliecapaciteit.
1.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 6) en veeg deze af met een schone doek.
2.
Giet langzaam olie in de vulopening voor motorolie (C, afbeelding 6). Vul niet te
veel bij. Wacht na het bijvullen één minuut en controleer dan het oliepeil.
3.
Zet de peilstok terug en zet deze vast (A, afbeelding 6).
4.
Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het oliepeil is correct als het
bovenaan bij de indicator voor vol (B, afbeelding 6) op de peilstok staat.
5.
Zet de peilstok terug en zet deze vast (A, afbeelding 6).
6.
Sluit de bougiekabel(s) (D, afbeelding 5, 6) aan op de bougie(s) (E).
Onderhoud aan het luchtfilter
Zie afbeelding: 8
WAARSCHUWING
Gashoudende dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood veroorzaken.
• De motor mag nooit worden gestart of draaien als de luchtfiltereenheid (indien
aanwezig) of het luchtfilter (indien aanwezig ) is verwijderd.
OPGEPAST
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan het
filter beschadigen en oplosmiddelen kunnen het filter oplossen.
Zie het Onderhoudsschema voor het benodigde onderhoud.
De verschillende modellen hebben een filter van schuim of papier. Sommige modellen
zijn ook uitgerust met een optioneel voorfilter dat kan worden uitgewassen en
hergebruikt. Vergelijk de illustraties in deze handleiding met het type dat op uw motor is
gemonteerd en voer onderhoud op basis daarvan uit.
Papieren luchtfilter
1.
Maak de bevestiging(en) (A, afbeelding 8) los.
2.
Verwijder het deksel (B, afbeelding 8).
3.
Verwijder de bevestiging(en) (C, afbeelding 8) en houder (D).
4.
Verwijder het luchtfilter (E, afbeelding 8).
5.
Verwijder het voorfilter (F, afbeelding 8), indien aanwezig, uit het luchtfilter (E).
6.
Tik het luchtfilter (E, afbeelding 8) voorzichtig op een hard oppervlak om het vuil
los te maken. Vervang het luchtfilter door een nieuw luchtfilter als het luchtfilter
zeer vuil is.
7.
Was het voorfilter (F, afbeelding 8), indien aanwezig, in water met een vloeibaar
reinigingsmiddel. Laat het voorfilter grondig aan de lucht drogen. Breng geen olie
aan op het voorfilter.
8.
Monteer het droge voorfilter (F, afbeelding 8), indien aanwezig, op het luchtfilter
(E).
9.
Monteer het luchtfilter (E, afbeelding 8) en zet het vast met houder (D) en
bevestiging(en) (C).
10.
Monteer de kap (B, afbeelding 8) en zet deze vast met de bevestiging(en) (A).
Zorg dat de bevestiging(en) goed vast zit(ten).
Onderhoud aan het koelsysteem
WAARSCHUWING
Draaiende motoren produceren warmte. Motoronderdelen, vooral
geluiddempers, worden zeer heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras en hout, kan in brand vliegen.
• Laat geluiddemper, motorcilinder en koelvinnen afkoelen voordat u ze aanraakt.
• Verwijder brandbare stoffen die zich in en rondom de geluiddemper en cilinder
hebben opgehoopt.
63