Detectiebereik
Als een sirene (toebehoren) wordt aangesloten:
➤ Verbind de rood/grijze draad met de negatieve draad van de sirene.
➤ Verbind de geel/blauwe draad met de signaalleiding van de sirene en met het
bijrijder-knipperlicht.
➤ Verbind de positieve draad van de sirene met 12 V/24 V.
➤ Configureer in het systeem dat een sirene is aangesloten (hoofdstuk „Sirene of
camera instellen" op pagina 92).
Als een camera (toebehoren) wordt aangesloten:
➤ Verbind de rood/grijze draad met de negatieve draad van de camera.
➤ Verbind de positieve draad van de sirene met 12 V/24 V.
➤ Isoleer de rode draad van de camera.
➤ Configureer in het systeem dat een camera is aangesloten (hoofdstuk „Sirene of
camera instellen" op pagina 92).
9
Detectiebereik
Zie afb. b
Het detectiebereik van de dodehoekassistent is in drie zones onderverdeeld:
• Zone 1
Deze zone omvat het eerste grensgebied. Hier worden kleine of slecht
reflecterende objecten in sommige gevallen niet gedetecteerd.
De groene leds in het leddisplay branden.
• Zone 2
In deze zone worden vrijwel alle objecten aangegeven.
De oranje leds in het leddisplay branden.
• Stopzone (3)
Objecten in deze zone zorgen ervoor dat de dodehoekassistent door een
permanente toon „Stop" doorgeeft.
De rode leds in het leddisplay branden.
In deze zone worden nagenoeg alle objecten aangegeven, er kunnen echter
objecten in de dode hoek van de sensoren terechtkomen.
90
MWE4004
NL