Chapitre 5
– Indications
Hoofdstuk 5 – Aanwijzingen
Le siège d'enfant doit être fixé dans la voiture
de manière à ne pas être coincé par les
sièges avant ou les portières.
Le siège d'enfant ne doit pas être modifié et
les instructions de montage et de service
doivent être soigneusement respectées sans
quoi des dangers correspondants ne pourront
pas être exclus lors du transport de l'enfant.
Les sangles ne doivent pas être tortillées ou
coincées et seront bien tendues.
Après un accident, le siège d'enfant doit être
remplacé et révisé en usine.
Veillez à ce que les colis ainsi que tous autres
objets, particulièrement sur la plage arrière,
soient suffisamment protégés étant donné
qu'ils peuvent provoquer des blessures en
cas de choc. Donnez le bon exemple et
attachez votre ceinture. Un adulte non attaché
peut lui aussi présenter un danger pour
l'enfant.
Ne laissez jamais votre enfant sans
surveillance.
Attachez toujours votre enfant.
Protégez le siège de l'action directe du soleil
pour éviter que votre enfant ne contracte des
brûlures et aussi pour conserver la couleur
de la housse.
Le siège d'enfant ne doit jamais être utilisé
sans sa housse. La housse ne doit jamais
être remplacée par une autre housse non
recommandée par le fabricant étant donné
qu'elle est une partie constituante de l'effet
de sécurité du système.
5.2 Indications générales
Les conseils d'utilisations se trouvent dans
une poche sous le coussin dans le dos. Ils
doivent toujours être remis à leur place après
utilisation.
Classes de poids 1, 2 +3 (9 à 36 kilos).
Installation uniquement dans le sens de la
conduite.
F
NL
Het kinderstoeltje moet dusdanig in de auto
worden bevestigd, dat het niet door de stoelen
van de bestuurder of voorste passagier of
door autoportieren kan worden vastgeklemd.
Het kinderstoeltje mag niet worden gewijzigd
en de montage- en gebruiksaanwijzing moet
steeds in acht worden genomen. Indien dit
niet gebeurt kan een gevaar voor het kind
tijdens het transport niet worden uitgesloten.
De gordels mogen niet worden verdraaid of
ingeklemd en de gordels moeten steeds
strak getrokken worden.
Na een ongeval moet het kinderstoeltje
worden vervangen en in de fabriek worden
gecontroleerd.
Let er goed op dat bagagestukken en andere
voorwerpen goed gefixeerd zijn. Dat geldt
vooral voor bagagestukken en voorwerpen
op de hoedenplank. In geval van een onge-
luk kunnen deze voorwerpen lichamelijk
letsel veroorzaken. Goed voorbeeld doet
goed volgen: doe steeds uw gordel om.
Ook volwassenen die geen gordel dragen
kunnen voor het kind een gevaar betekenen.
Laat uw kind nooit zonder toezicht.
Doe uw kind altijd een gordel om.
Bescherm het stoeltje tegen direct zonlicht.
Op deze wijze voorkomt u dat uw kind zich
aan het stoeltje verbrandt en bovendien
behoudt u hierdoor de kleur van het overtrek.
Het kinderstoeltje mag nooit zonder overtrek
worden gebruikt. Het overtrek mag ook niet
worden vervangen tegen een ander overtrek
dat niet door de fabrikant is aanbevolen.
Het overtrek maakt namelijk deel uit van
het veiligheidssysteem van het stoeltje.
5.2 Algemene aanwijzingen
De gebruikshandleiding bevindt zich in
een insteekvak onder het kussen op de
rug. Na gebruik altijd weer op zijn plaats
leggen.
Gewichtscategorie 1, 2+3 (9 – 36 kg).
Montage enkel in rijdrichting.
1700-4-02/1