NL
3.3
De zijuitworpkap monteren (alleen bij
zijuitworp)
WAARSCHUWING!
Gevaren door ontbrekende of bescha-
digde zijuitworpkap.
De gazontrekker mag alleen worden ge-
bruikt wanneer de zijuitworpkap voor de
zijdelingse uitworp gemonteerd is. Wan-
neer deze niet is gemonteerd, is het ge-
bruik niet toegestaan omdat er gevaar
bestaat dat men door de messen van de
maaier geraakt wordt. Een beschadigde
beveiligingsvoorziening moet onmiddel-
lijk door een origineel reserveonderdeel
worden vervangen.
1. Houd de zijuitworpkap voor de uitworp-ope-
ning in het maaidek (04/a).
2. Haak de veer in de zijuitworpkap en het
maaidek (05/a).
3. Borg de veer en de zijuitworpkap met de
borgpen (05/b).
4. Vergrendel de borgpen (06/a).
3.4
Grasopvangbak monteren (alleen
achteruitworp 220 l)
1. Monteer de grasopvangbak in de stappen-
volgorde als getoond in afbeeldingen 05 t/m
16.
3.5
Grasopvangbak monteren (alleen
achteruitworp 300 l)
1. Monteer de grasopvangbak in de stappen-
volgorde als getoond in afbeeldingen 05 t/m
14.
2. Stel de ophangarmen van de grasopvangbak
zo in, dat:
■
bij het ophangen van de grasopvangbak
geen spleet bestaat tussen de bak en de
trekkerbehuizing (16).
■
de markeringen op de grasopvangbak en
de trekkerbehuizing op elkaar zijn uitge-
lijnd (15).
3. Vergrendeling van de gasdrukdemper monte-
ren op de trekkerbehuizing (17).
3.6
Vullen met olie
Zijuitworp: zie afbeelding 07,
Achteruitworp: zie afbeelding 17 (220 l), afbeel-
ding 18 (300 l).
20
LET OP!
Gevaar voor beschadiging van de
motor!
Bij aflevering is de motor niet gevuld met
olie. Wanneer de motor in gebruik wordt
genomen zonder olie, zal deze vernield
worden.
■
Voor de eerste ingebruikname moet
de motor met olie worden gevuld!
Neem hiervoor de handleiding van
de motorfabrikant in acht!
Gebruik bij het vullen met olie een geschikte vul-
trechter of vulbuis om zo te voorkomen dat er olie
wordt gemorst op de motor, de behuizing of op
de ondergrond.
1. Draai de dop van de olievulopening.
2. Vul olie bij, tot het peil op de oliepeilstok tus-
sen MIN en MAX staat.
Opmerking: Overvul de motor niet met olie!
Vulhoeveelheid: zie de handleiding van de
motorfabrikant.
3. Draai de dop weer op de olievulopening.
3.7
Startbatterij monteren
Zijuitworp: zie afbeelding 08,
Achteruitworp: zie afbeelding 18 (220 l), afbeel-
ding 19 (300 l).
De leveromvang van de gazontrekker omvat een
startbatterij.
De houder van de startbatterij bevindt zich onder
de motorkap.
In principe is de startbatterij af fabriek opgeladen.
WAARSCHUWING!
Gevaar door verkeerde omgang met
de startbatterij!
Neem de volgende punten in acht om
gevaren te vermijden die kunnen ont-
staan door foutieve omgang met de bat-
terij!
■
De startbatterij mag niet in de buurt van open
vuur worden opgeslagen of verbrand of op
een verwarming worden gelegd. Er bestaat
explosiegevaar.
■
Bewaar de startaccu in een koele, droge
ruimte (10 – 15 °C) voor opslag in de winter.
Temperaturen onder het vriespunt moeten
vermeden worden tijdens de opslag.
■
Laat de startbatterij niet gedurende een lan-
gere tijd ongeladen. Wanneer de startbatterij
gedurende langere tijd niet werd gebruikt,
Montage