NL
BE
die door ons servicecentrum worden
geleverd en aanbevolen.
•
Trek de stekker uit het stopcontact wan-
neer:
- u het apparaat niet gebruikt, wanneer
u het apparaat laat vervoeren of wan-
neer u het zonder toezicht achterlaat;
- u het apparaat controleert, het reinigt
of wanneer u blokkeringen verwijdert;
- u reinigings- of onderhoudswerk-
zaamheden doorvoert of toebehoren
uitwisselt;
- de voedingskabel of het verlengsnoer
beschadigd is;
- na aanraking met vreemde voorwer-
pen of in geval van abnormale trillin-
gen.
•
Probeer het apparaat niet zelf te repa-
reren, tenzij u een geschikte opleiding
hebt genoten. Alleen op een door ons
servicecenter mogen werkzaamheden
worden verricht die niet in deze handlei-
ding staan vermeld.
•
Gebruik het apparaat niet in gesloten of
slecht verluchte lokalen.
•
Gebruik het apparaat niet in de nabijheid
van ontvlambare vloeistoffen of gassen.
Indien dit niet in acht genomen wordt,
bestaat er brand of ontploffingsgevaar.
•
Bewaar het apparaat op een droge
plaats en buiten de reikwijdte van kinde-
ren.
•
Behandel uw toestel met zorgvuldigheid.
Reinig regelmatig de luchtgleuven en
volg de onderhoudsvoorschriften op.
•
Houd alle toegangen voor de koellucht
vrij van vuil.
Elektrische veiligheid:
•
Let erop dat de netspanning met de op
het typeaanduidingplaatje vermelde ge-
gevens overeenstemt.
•
Sluit het apparaat zoveel mogelijk
34
slechts op één stopcontact met be-
schermingsinrichting voor een correcte
stroom (FI-schakelaar) met een geme-
ten stroom van niet meer dan 30 mA
aan.
•
Controleer telkens vóór gebruik het
apparaat en de netaansluitleiding met
stekker op beschadigingen. Vermijd
aanrakingen van het lichaam met on-
derdelen, die met de aarde verbonden
zijn (bijvoorbeeld metalen omheiningen,
metalen palen).
•
De koppeling van het verlengsnoer
moet tegen spatwater beschermd zijn,
uit rubber bestaan of met rubber be-
kleed zijn. Maak uitsluitend gebruik van
verlengsnoeren, die voor het gebruik
in de open lucht bestemd zijn en dien-
overeenkomstig geïdentificeerd zijn. De
dwarsdoorsnede van het verlengsnoer
moet minstens 2,5 mm² bedragen. Rol
een kabelhaspel vóór gebruik steeds
volledig af. Controleer de kabel op be-
schadigingen.
•
Houd de kabel op een veilige afstand
van de actieradius en breng de kabel
in principe achter de met de bediening
belaste persoon.
•
Om het verlengsnoer aan te brengen,
dient u van de daarvoor bestemde
snoerontlasting gebruik te maken.
•
Draag het apparaat niet bij de kabel.
Gebruik de kabel niet om de stekker uit
het stopcontact te trekken. Bescherm de
kabel tegen hitte, olie en scherpe kan-
ten.
•
Beschadigde kabels, koppeling en stek-
ker of aansluitleidingen, die niet aan de
voorschriften beantwoorden, mogen
niet gebruikt worden. Trek in geval van
beschadiging van de voedingskabel on-
middellijk de stekker uit het stopcontact.
Raak in geen geval de netkabel aan, zo
lang de netstekker niet uit het stopcon-