(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)
4. Zet de motor af door de contactsleutel om te
draaien.
5. Sluit de brandstofkraan. Dit is vooral belan-
grijk als de machine op bijv. een aanhanger
vervoerd moet worden.
Als u de machine zonder toezicht
achterlaat, moet u de bougiekabels lo-
smaken en de contactsleutel verwijde-
ren.
Direct na gebruik kan de motor bijzon-
der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
der of de koelribben niet aan. Dit kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
7.8
REINIGING
Om het gevaar voor brand te verklei-
nen de motor, de demper, de accu en
de brandstoftank vrijhouden van gras,
bladeren en olie.
Om het gevaar op brand te verkleinen
regelmatig controleren of er sprake is
van olie- en/of brandstoflekkage.
Spuit nooit water onder hoge druk op
de machine. Hierdoor kunnen asafdich-
tingen,
elektrische
hydraulische kleppen beschadigd ra-
ken.
Maak de machine na gebruik altijd schoon. Houd
u hierbij aan de volgende aanwijzingen:
• Spuit geen water rechtstreeks op de motor.
• Maak de motor schoon met een borstel en/of
perslucht.
• Maak de koelluchtinlaat van de motor schoon.
• Start na het schoonmaken met water de
machine en de maaisysteemgroep, om
het water te verwijderen, dat anders in de
lagers zou kunnen dringen en daar schade
veroorzaken.
8 GEBRUIK VAN HET
ACCESSOIRE
Controleer of het gras dat u gaat maa-
ien vrij is van vreemde voorwerpen zo-
als stenen etc.
NEDERLANDS
onderdelen
of
8.1
MAAIHOOGTE
U krijgt de beste resultaten als een derde van de
hoogte van het gras wordt gemaaid. Zie afb. 23.
Als het gras lang is en veel korter moet worden,
kunt u beter twee keer maaien met twee verschil-
lende maaihoogtes.
Gebruik niet de minimum maaihoogte als het
oppervlak van het gazon ongelijkmatig is.
Anders loopt u het gevaar dat het maaisysteem
beschadigd raakt door het oppervlak en dat de
toplaag van het gazon wordt verwijderd.
8.2
MAAIADVIES
Volg voor een optimaal maairesultaat onderstaan-
de aanwijzingen op.
• Maai het gras regelmatig.
• Gebruik de motor op volle kracht.
• Het gras moet droog zijn.
• Zorg ervoor dat het maaisysteem scherp is.
• Houd de onderzijde van de maaisysteemgroep
schoon.
9 ONDERHOUD
9.1
ASSISTENTIEPROGRAMMA
Om de machine altijd in goede staat te houden zo-
dat hij betrouwbaar, veilig en schoon blijft werken,
dient u zich altijd aan het assistentieprogramma
van STIGA SpA te houden.
De punten van dit programma zijn toegelicht in de
bijgevoegde onderhoudshandleiding van STIGA
SpA.
De Basiscontrole moet altijd worden uitgevoerd
door een erkende servicewerkplaats.
De Eerste controle en de Tussencontrole kunnen
het beste worden overgelaten aan een erkende
servicewerkplaats, maar mogen ook door de
gebruiker zelf worden uitgevoerd.
De procedures zijn vermeld in het machinedocu-
ment en zijn beschreven in hoofdstuk "7 STARTEN
EN BEDRIJF", en ook op de volgende pagina's.
Door de controles uit te laten voeren door een
erkende servicewerkplaats, bent u verzekerd van
professionaliteit en originele vervangingsonder-
delen.
Het machinedocument wordt bij iedere Basiscon-
trole en bij iedere Tussencontrole door een erken-
de servicewerkplaats gestempeld. Een document
met deze stempels verhoogt de tweedehands
waarde van de machine.
NL
19