Dunne, lange boren (> 300 mm) bij hoog toeren-
tal alleen met boorgeleiding inzetten.
Machine alleen uitgeschakeld aan het net aans-
luiten.
Controleer vóór het inschakelen of de boor is
vastgetrokken en de spansleutel is verwijderd.
Beveilig, wanneer steeds mogelijk, het werkstuk
tegen wegglijden en omkantelen, bv door lijm-
klemmen.
Begin pas met het boren van het werkstuk, wan-
neer de boor zijn vol toerental heeft bereikt.
Controleert u het werkstuk op vreemde voorwer-
pen. Niet in metalen delen, bv nagels, boren.
Grijp gedurende het boren nooit onder het werk-
stuk (gevaar van verwondingen!).
Bij het boren de aansluitkabel steeds naar ach-
teren van de machine wegvoeren.
Pas de aanvoer bij het boren aan de materiaal-
dikte aan. Een te vlug voorschuiven leidt tot
overbelasting van de motor, tot slordige boorga-
ten en tot een snel afstompen van de boor.
Verwijder de machine pas dan van het werk-
stuk, wanneer de boor tot stilstand is gekomen.
Nooit bij draaiende machine aan de boor of aan
de booropname grijpen.
De boormachine mag uitsluitend buiten of aan
open plekken worden ingezet, omdat anders
een effectief afzuigen niet mogelijk is.
Opmerkingen met betrekking tot onderhoud en
reparatie:
De regelmatige reiniging van de machine,
vooral van de booropname, is een belangrijke
veiligheidsfactor. Vóór begin van deze werk-
zaamheden moet de netsteker worden getrok-
ken.
Er mogen enkel originele MAFELL-reseverdelen
en toebehoren worden toegepast. Anders
bestaat er geen garantieclaim en geen aanspra-
kelijkheid door de fabrikant.
3
Voorbereiden / Instellen
3.1
Netaansluiting
De machine alleen uitgeschakeld
aan het net aansluiten.
De timmermans-boormachine is veiligheidsgeïsole-
erd volgens klasse II.
Vóór ingebruikname dient erop te worden gelet, dat
de netspanning met de op het typeplaatje van de
machine vermelde bedrijfsspanning overeenstemt.
3.2
Inzet en wissel van het gereedschap
Vóór een wissel van het gereed-
schap in ieder geval de netsteker uit
het stopcontact nemen.
• Huls 7 (afb. 1) optillen tot de ringgroef 8 aan de
schacht zichtbaar is. Gereedschap met de vlag in
richting van de kerf 9 tot aan de aanslag invoeren,
dan huls loslaten.
• Bij gebruik van een boorgeleiding moet eerst de
kruisgreep 15 (afb. 2) zo ver worden losgemaakt,
tot de boorplaat 16 kan worden gezwenkt. Boor
door het passende gat in de boorplaat invoeren,
boorplaat terug zwenken, boor zoals boven ver-
meld invoeren en kruisgreep vasttrekken. Verz-
inkboor met
80 en
frame gebruiken. Hiervoor worden de bovenste
(lange) veren uit het boorframe verwijderd. Ring-
deuvelgereedschap mag alleen in het speciaal
boorframe (extra toebehoren) worden ingezet
(met aanslag).
• Bij vervangen van het gereedschap het gereed-
schap met een hand vasthouden, met de andere
hand huls 7 (afb. 1) optillen tot de ringgroef aan
de schacht zichtbaar is. Gereedschap verwijderen
en huls loslaten. Voor het inzetten van een nieuw
gereedschap de schacht en de gereedschapsop-
name reinigen.
4
Bedrijf
Machine alleen inschakelen als het
gereedschap geen contact met het
werkstuk heeft.
-32-
100 mm alleen in boor-