5.7 MONTAGE EN VERVOLLEDIGING
VAN DE ACHTERSTE PLAAT
(ENKEL VOOR MODELLEN
MET OPVANG ACHTERAAN)
1. Monteer de twee onderste staven
(afb. 10.A) en (afb. 10.B), volgens de
montagerichting die aangegeven is op
de afbeelding en bevestig ze met de
schroeven (afb. 10.C) en de moeren
(afb. 10.D) en draai deze stevig vast.
2. Verwijder de twee schroeven (afb. 10.H) die
nadien opnieuw gebruikt zullen worden.
3. Monteer het onderste deel (afb. 10.E) van
de achterste plaat en bevestig het aan
de onderste staven met de schroeven
(afb. 10.F) en de moeren (afb. 10.G),
zonder deze volledig vast te draaien.
4. Vervolledig de bevestiging van het
onderste deel (afb. 10.E) van de achterste
plaat door de twee centrale schroeven
(afb. 10.H) die voordien verwijderd
werden, en de vier bovenste schroeven
(afb. 10.I) stevig vast te schroeven.
5. Klem de twee onderste moeren
(afb. 10.G) stevig vast.
6. Plaats de hendel (afb. 10.J) van de
signaalgever voor volle opvangzak
in de zitting (afb. 10.K) en duw deze
omlaag totdat u een klik hoort.
7. Monteer de twee onderste steunen van de
opvangzak (afb. 10.L) en (afb. 10.M), volgens
de montagerichting die aangegeven is op de
afbeelding en bevestig ze met de schroeven
(afb. 10.N) en de elastische rondsels
(afb. 10.O) en draai deze stevig vast.
6. BEDIENINGSELEMENTEN
6.1
CONTACTSLOT
Deze sleutelbediening heeft de functie
van een algemene schakelaar, waarmee
het ontstekingscircuit van de machine
kan worden in- of uitgeschakeld.
De sleutelschakelaar (afb. 11.A) heeft 2 standen:
1. Stand Stop. Het stroomcircuit is
uitgeschakeld en de machine wordt
uitgeschakeld. Geen enkele functie
kan aangeschakeld worden
2. Stand Draaien. De machine is
klaar om ingeschakeld te worden.
6.2
PEDAAL AANDRIJVING
Het trekpedaal (Afb. 11.F) schakelt het
aandrijfsysteem voor de wielen in en regelt
de snelheid van de machine, zowel bij
het voor- als bij het achteruit rijden.
1. Voorwaarts: door het pedaal naar
2. Achteruit rijden: door het pedaal
3. Parkeren: wanneer het
OPMERKING
Het trekpedaal wordt gedeactiveerd
wanneer de bestuurder de stoel verlaat.
6.3
HENDEL VOOR IN- / UITSCHAKELEN
VAN DE TRANSMISSIE
De hendel voor in- / uitschakelen van de transmissie
(afb. 11.H) stelt u in staat de machine handmatig
te verplaatsen, zonder ze aan te zetten.
Dit commando heeft twee posities,
aangegeven door de volgende symbolen:
1. Transmissie ingeschakeld:
verplaats de hendel (afb. 11.H)
naar de horizontale positie (A).
De machine kan normaal worden
bediend door ze op te starten.
2. Transmissie uitgeschakeld:
verplaats de hendel (afb. 11.H)
omlaag (B). De machine kan
met de hand verplaatst worden
zonder ze op te starten.
WAARSCHUWING
Verplaats de machine met de hand
alleen op een vlakke ondergrond.
NL - 12
voren te duwen, gaat de machine
vooruit. Door de druk op het pedaal
te verhogen, neemt de snelheid
van de machine geleidelijk toe.
achterwaarts te duwen, rijdt de
machine achteruit. Door de druk op
het pedaal te verminderen, verlaagt
de machine geleidelijk de snelheid.
pedaal wordt losgelaten,
wordt automatisch een
bedrijfsrem ingeschakeld
die de machine vertraagt e n
stopt, waardoor deze niet kan
bewegen totdat het trekpedaal
opnieuw wordt ingedrukt.