All manuals and user guides at all-guides.com
NL
6b Elektrische start (*): Start de motor door de
contactsleutel rechtsom te draaien. Laat de sleu-
tel los wanneer de motor start. Houd de startpo-
gingen altijd kort, om de accu niet uit te putten.
Om gemakkelijker te kunnen starten de duw-
boom naar beneden drukken, zodat de voorste
wielen iets omhoog komen. Start niet in lang
gras.
7. Voor de beste maairesultaten de motor altijd op
volgas gebruiken.
Houd handen en voeten uit de buurt van
het/de roterende mes(sen). Steek uw
handen of voeten nooit onder de meskap
of in de uitwerpopening wanneer de mo-
tor draait.
STARTEN VAN DE MOTOR (Honda)
1. Zet de grasmaaier op een vlakke en vaste onder-
grond. Start niet in lang gras.
2. Zorg ervoor dat de bougiekabel is aangesloten
op de bougie.
3. Open de benzinekraan (afb. 14).
4. Zet de gashendel B in de chokestand . LET
OP! De choke hoeft niet gebruikt te worden als
de motor warm is (afb. 15).
5. Knijp de start/stop-beugelG tegen de duw-
boom. LET OP! De start/stop-beugelG inge-
drukt houden om de motor niet te laten stoppen
(afb. 15).
6. Pak de starthendel vast en start de motor door
een snelle ruk aan het startsnoer.
7. Als de motor loopt, de gashendel naar achteren
bewegen tot volle kracht. LET OP! De motor
altijd op volle kracht gebruiken om abnormale
trillingen van de machine te voorkomen.
Houd handen en voeten uit de buurt van
het/de roterende mes(sen). Steek uw
handen of voeten nooit onder de meskap
of in de uitwerpopening wanneer de mo-
tor draait.
MOTOR STOPPEN
Direct na gebruik kan de motor bijzon-
der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
der of de koelribben niet aan. Dit kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
56
NEDERLANDS
1. Laat de start/stop-beugel G los (afb. 15) om de
motor te laten stoppen. Deze beugel niet losma-
ken (bijv. door deze in de ingedrukte positie te-
gen de duwboom vast de zetten), omdat u de
motor zo niet kunt uitzetten.
Honda: Sluit de brandstofkraan.
2. Als u de machine zonder toezicht achterlaat,
moet u de bougiekabel losmaken van de bougie.
Trek ook de sleutel uit het contactslot (*).
Wanneer de start/stopbeugel niet meer
werkt, stop dan de motor door de bou-
giekabel los te maken van de bougie.
Breng de grasmaaier onmiddellijk naar
een erkende werkplaats voor reparatie.
ACHTERWIELAANDRIJVING (*)
Schakel de overbrenging in door de koppelings-
beugel I tegen de duwboom te drukken. Ontkoppel
de overbrenging door de koppelingsbeugel I los te
laten (afb. 15).
SNELHEID (*)
De toerenregelaar niet aanraken als de
motor loopt. Dit kan de werking van de
toerenregelaar aantasten.
Op een geschikte snelheid zetten door de toerenre-
gelaar in een van de 4 standen te plaatsen (afb. 16).
De verschillende standen corresponderen met de
volgende snelheid:
Stand
: ong. 2,8 km/u
Stand 2:
ong. 3,1 km/u
Stand 3:
ong. 3,6 km/u
Stand
:
ong. 4,5 km/u
MAAIHOOGTE
Schakel de motor uit voordat u de maai-
hoogte instelt.
Stel de maaihoogte niet zo laag in dat het
mes (de messen) in contact komt(en) met
oneffenheden op de grond.
De grasmaaier heeft een hendel voor het instellen
van de maaihoogte. Trek de hendel naar buiten en
stel de maaihoogte in op een van de negen standen
die het best geschikt is voor uw gazon (afb. 17).