Toevoer van verbrandingslucht
U moet kunnen garanderen dat de haardkachel over
voldoende verbrandingslucht kan beschikken. Voor
een probleemloze werking van de haardkachel is een
verbrandingsluchtdebiet van 15,6 m³/h noodzakelijk.
Externe verbrandingsluchtaansluiting
De verbrandingslucht kan bij externe toepassingen
van buitenaf via een gesloten leiding of via een dienst
as in de schoorsteen worden aangevoerd. Neem
hiervoor contact op met uw lokale controleur van
verwarmingsinstallaties.
Om energie te besparen moet de verbrandingslucht-
toevoer kunnen worden afgesloten wanneer de haard
niet wordt gebruikt. Dit kan door het plaatsen van een
afsluitklep in de verbrandingsluchttoevoer of door een
luchtinlaatregelmechanisme in de haard zelf. Indien
u een afsluitklep gebruikt, moet deze klep worden
voorzien van duidelijke labels die de standen OPEN/
GESLOTEN aangeven.
Door het sluiten wordt verhinderd dat, door onafgebro-
ken circulatie van koude verbrandingslucht, warmte uit
de kamer ontsnapt en er condens wordt gevormd in
koude toevoerleidingen van verbrandingslucht.
Opgelet:
De verbrandingsluchtleiding mag nooit worden ge-
sloten wanneer de haardkachel in gebruik is!
Om de verbrandingslucht van het apparaat niet de op-
stelruimte maar extern over een leiding aan te voeren,
bestaat de mogelijkheid aan het apparaat achteraan
een verbrandingsluchtleiding Ø 125 mm aan te schroe-
ven. Wordt de verbrandings-luchtleiding langer als 3 m
uitgevoerd, dan moet het rekenkundig bewijs voor de
verbrandingslucht-verzorging worden geleverd. Bij
heel lage buitentemperaturen kan zich aan de verbran-
dingsluchtleiding condenswater vormen. Om deze re-
den moet deze leiding met geschikt isolatiemateriaal
geïsoleerd worden. Respecteer de regels van goed
vakmanschap inzake haarden en heteluchtverwarming.
Gebruik
de
Olsberg
af dicht lip.
Opgelet:
Apparaten met een externe verbrandingslucht-
aansluiting zijn zonder een extra veiligheidsin-
richting niet geschikt voor gelijktijdig gebruik met
ventilatiesystemen.
verbrandingsluchtpijp
Monteren van de haardkachel
De plaatsingsbodem moet vlak en waterpas zijn. De
haardkachel mag slechts op vloeren met voldoende
draagvermogen geplaatst worden. Ter beveiliging van
de vloer kan de haardkachel op een bodemplaat of een
glasplaat worden gezet.
Bij een brandbare vloer of tapijtvloer moet een stabie-
le en onbrandbare vonkenopvangnet plaat worden ge-
bruikt. Deze moet naar voor om 50 cm en zijdelings om
30 cm over de voorhaardopening van de haardkachel
uitsteken. Onder de haardkachel geen vonkenopvang-
net plaat is vereist.
Montagevolgorde
● De aansluiting van de kachelpijp Ø 150 mm kan
naar keuze boven of achteraan plaatsvinden. Het
apparaat wordt voor een aansluiting boven voorge-
monteerd geleverd. Moet achteraan worden aan-
gesloten, dan moet in de volgende stappen worden
omgemonteerd:
- Kapje in de achterwand losbreken.
- Plaats de aansluitstomp en het afsluitdeksel van
achteren.
● Montageplaats vastleggen. In het stralingsbereik
van de haardkachel mogen tot en met een afstand
van 90 cm, gemeten vanaf de zichtruit van de vuur-
haarddeur, geen voorwerpen uit brandbaar materi-
aal voorhanden zijn of worden neergezet.
De minimumafstand tot brandbare of dragende
muren: zijdelings 20 cm en achteraan 10 cm
● Pijpvoering (bouwzijdig) in de schoorsteen inbou-
wen. De aansluithoogte kan bij de kachelpijpaanslui-
ting boven individueel worden vastgelegd, mag ech-
ter niet meer dan 1,5 m vanaf de aanluitstomp be-
dragen. Aansluithoogte bij kachelpijpaansluiting zie
hoofdstuk „Technische gegevens". Er mag zich bin-
nen een radius van 20 cm rond de kachelpijp geen
brandbaar materiaal bevinden.
● De kachelpijp aan beide aansluitpunten met ovenkit
met
duurzaam aansluiten.
● Haardkachel aan de voorgeziene plaats schuiven
en zo uitrichten, dat de kachelpijp in de pijpvoering
past.
De kachelpijpaansluitingen moeten dicht zijn. De ka-
chelpijp mag niet in de schoorsteen binnensteken.
Houd er a.u.b. rekening mee dat er aan de wanden
waar de kachel tegen aan staat, volgens de eisen
van de EN 13240 een temperatuur van 85°C bereikt
kan worden en dat dit een verkleuring van licht be-
hang of soortgelijke brandbare bouwstoffen tot ge-
volg kan hebben.
21