nl
13.3.4.1 Bewaking motorwikkeling
13.3.4.2 Bewaking afdichtingsruimte (ex-
terne elektrode)
13.3.4.3 Bedrijf met frequentie-omvormer ▪ Omvormertype: Pulsbreedtemodulatie
630
Bijlage
▪ Voer de elektrische aansluiting van de pomp altijd buiten de explosieve zone uit. Indien
de aansluiting binnen de explosieve zone moet plaatsvinden, dient de aansluiting in een
voor explosie goedgekeurd huis (ontstekingsveiligheidstype conform DIN EN 60079-0)
te worden uitgevoerd! Bij niet-naleving bestaat er risico op dodelijk letsel door explosie!
Laat de aansluiting altijd door een elektromonteur uitvoeren.
▪ Alle bewakingsinrichtingen buiten de "vonkoverslagbestendige zones" moeten worden
aangesloten via een intrinsiek veilige stroomkring (bijv. Ex-i relais XR-4...).
▪ De spanningstolerantie mag maximaal ±10 % bedragen.
Overzicht over de keuze aan bewakingsapparatuur:
Motorruimte
Motorwikkeling
Afdichtingsruimte
Motorlager
Legenda: - = niet aanwezig/mogelijk, o = optioneel, • = seriematig
Alle aanwezige bewakingsapparaten moeten altijd worden aangesloten!
GEVAAR
Explosiegevaar door oververhitting van de motor!
Als de temperatuurbegrenzing verkeerd wordt aangesloten, bestaat explosiegevaar
vanwege oververhitting van de motor! Sluit de temperatuurbegrenzer altijd met een
handmatige herinschakelingsblokkering aan. Dit betekent dat de 'ontgrendelings-
knop' met de hand moet worden ingedrukt!
De motor is uitgerust met een temperatuurbegrenzing (1‑circuit-temperatuurbewa-
king). Optioneel kan de motor met een temperatuurregelaar en -begrenzing (2‑circuit-
temperatuurbewaking) uitgerust zijn.
Afhankelijk van de uitvoering van de thermische motorbewaking moet het bereiken van
de drempelwaarde tot de volgende activeringstoestand leiden:
▪ Temperatuurbegrenzing (1 temperatuurcircuit):
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een uitschakeling met herinschakelings-
blokkering plaatsvinden!
▪ Temperatuurregeling en -begrenzing (2 temperatuurcircuits):
Bij het bereiken van de drempelwaarde voor de lage temperatuur kan een uitschakeling
met automatische herinschakeling plaatsvinden. Bij het bereiken van de drempelwaarde
voor de hoge temperatuur moet een uitschakeling met herinschakelingsblokkering
plaatsvinden!
VOORZICHTIG! Motorschade door oververhitting! Bij een automatische herinschake-
ling moeten de instructies met betrekking tot de schakelfrequentie en de schakel-
pauzes worden opgevolgd!
Aansluiting van de thermische motorbewaking
▪ Sluit de bimetaalsensor aan via een relais. Hiervoor wordt het relais 'CM-MSS' aanbevo-
len. De drempelwaarde is reeds vooringesteld.
Aansluitwaarden: max. 250 V(AC), 2,5 A, cos φ = 1
▪ Sluit de PTC-sensor aan via een relais. Hiervoor wordt het relais 'CM-MSS' aanbevolen.
De drempelwaarde is reeds vooringesteld.
▪ Sluit de externe staafelektrode via een explosie-goedgekeurd relais aan! Hiervoor wordt
het relais "XR-4..." aanbevolen.
De drempelwaarde bedraagt 30 kOhm.
▪ De aansluiting moet via een zelfbeveiligde stroomkring plaatsvinden!
▪ Continu bedrijf: 30 Hz tot aan de nominale frequentie (50 Hz resp. 60 Hz). Minimale
stroomsnelheid naleven!
▪ Min. schakelfrequentie: 4 kHz
▪ Max. overspanningen op het klembord: 1350 V
▪ Uitgangsstroom aan de frequentie-omvormer: max. 1,5-voudige nominale stroom
FK 17.1
-
•
o
-
WILO SE 2019-01