6.4. Loc besturen
De rijregelaar (7) bestuurt altijd maar één locomo-
tief en wel die locomotief die op de adreskeuze-
schakelaar uitgekozen is. Alle andere locomotie-
ven rijden met de laatst ingestelde snelheid door.
Opmerking: indien een ander adres gekozen wordt
en de rijregelaar staat in een bepaalde stand, dan
rijdt de zojuist "verlaten" loc met deze ingestelde
snelheid door. Pas na hem opnieuw aan te kiezen
kan de loc weer bestuurd worden.
Na het omschakelen naar een andere locomotief
duurt het nog een klein momentje voordat de ge-
kozen loc ook daadwerkelijk kan worden bestuurd.
Deze eigenschap maakt het mogelijk over andere
adressen heen te draaien zonder dat de daarbij
behorende locomotieven door de actuele stand van
de rijregelaar beïnvloed worden. Gebruik dit korte
moment om, na het kiezen van de locomotief, de
stand van de rijregelaar aan te passen aan de inge-
stelde snelheid van de gekozen locomotief of aan
de gewenste snelheid van de locomotief.
Rijregelaar naar rechts
draaien (maximaal tot
de aanslag): de loc gaat
sneller rijden.
Rijregelaar in de stand
"0" (linker aanslag): loc
stopt.
Rijregelaar naar links
draaien:de loc gaat langza-
mer rijden.
Rijregelaar door de linker
aanslagheen draaien: om-
schakelen van de rijrichting.
25