3.5.5 Verwijderen van het inbrengsysteem
Wanneer de prothese is losgekoppeld van het inbrengsysteem, moet de rest van de handgreepconstructie
worden verwijderd van de prothese. Trek hiertoe de handgreep voorzichtig proximaal terwijl u ervoor zorgt dat
de prothese voldoende los rond de schacht zit, zodat verwijderen mogelijk is zonder de prothese te verplaatsen.
Als het inbrengsysteem rond een bocht werd ingebracht, zoals weergegeven in afbeelding 15, moet het langs
hetzelfde traject worden verwijderd om verplaatsing van de prothese of trauma van het vat te vermijden.
Afbeelding 15 – Verwijderen van het inbrengsysteem
PARAGRAAF 3.6 ANASTOMOSES VAN DE THORAFLEX™ HYBRID-PROTHESE
Als het inbrengsysteem is verwijderd, moet de kraag aan het natieve aortavat worden gehecht zodat de prothese
gefixeerd wordt en stabiliteit verkrijgt. Het is aan de chirurg die de prothese implanteert om te bepalen welke
techniek wordt gebruikt, maar een anastomose rondom is vereist om te garanderen dat het implantaat correct
wordt afgedicht (afbeelding 16). De resterende anastomoses worden nu aangelegd.
Opmerking: Er kan enige beweging van de distale ring van de Thoraflex™ Hybrid-prothese optreden na
herperfusie van de thoracale aorta.
Afbeelding 16 – Anastomosen van de Thoraflex™ Hybrid Plexus 4-prothese
81