Geeft de plaatdikte (LED C) weer in millimeter.
Geeft het ingestelde programmanummer (LED D) weer.
In de onderhoudsfuncties geeft het de volgende afkortin-
gen weer: Prc, Sin (Fac, AF, HS alleen voor MMA-
modus), TRG, HSA, SP, PrF, PoF, Acc, bb, L, Ito, H2O,
Fac.
Voor de parameters binnen de onderhoudsfuncties die
worden weergegeven op het display M, zie de paragraaf
onderhoudsfuncties.
Het geeft de melding "OPn" knipperend weer als het
paneel van de draadaanvoerunit openstaat. Het geeft bij
foutmeldingen de afkorting Err weer.
Display N.
Het geeft numeriek de booglengte weer
bij synergische MIG en de lasspanning
bij conventionele MIG.
Het geeft de lasspanning (LED H) weer in volt.
Het geeft de booglengte (LED H) weer als een getal tus-
sen –9.9 en + 9.9; 0 is de aanbevolen waarde.
Voor de parameters binnen de MMA-onderhoudsfunctie
die worden weergegeven op het display N, zie de para-
graaf onderhoudsfuncties.
Voor de parameters binnen de MIG-onderhoudsfunctie
die worden weergegeven op het display N, zie de para-
graaf onderhoudsfuncties.
Toets O Draadtest.
Hiermee kan de draad worden doorgevoerd zon-
der dat er spanning of stroom aanwezig is. Regel
de knop I om de draadaanvoersnelheid van de toorts te
verhogen of te verlagen.
Toets P Gastest.
Wanneer deze toets wordt ingedrukt, begin het
gas te stromen; druk nogmaals om de gasuitvoer
te stoppen. Als de toets niet opnieuw wordt ingedrukt
binnen 30 seconden, wordt de gasuitvoer onderbroken.
Toets Q Opslaan en oproepen van opgeslagen
programma's.
Om een stroom-/spanningsparameter op te slaan, drukt u
gewoon de toets Q minstens 3 seconden lang in. De LED
R licht op, op het display M knippert de melding STO, en
op het display N knippert het eerste vrije nummer. Kies
met de knop L het nummer waarop de voordien gekozen
stroom-/spanningswaarden moeten worden opgeslagen.
Druk nogmaals op de toets Q totdat u het bevestigings-
geluid voor opslaan hoort en het nummer niet meer knip-
pert. Druk nu kortstondig op de toets Q om de functie af
te sluiten. De LED R wordt uitgeschakeld.
Om een opgeslagen nummer op te roepen, drukt u
gewoon kortstondig op de toets Q en roept u het nummer
op met de knop L. U kunt maximaal 99 combinaties van
stroom-/spanningswaarden opslaan.
Om een opgeslagen nummer te wissen, drukt u de toets
Q minstens 3 seconden lang in, draait u aan de knop I tot
het display M de melding DEL weergeeft, en drukt u ver-
volgens nogmaals 5 seconden lang op de toets Q.
Na het opslaan van een stroom-/spanningsparameter kan
hij worden opgeroepen om hem te wijzigen of te gebrui-
ken. Druk de toets Q 3 seconden lang in om de parame-
ter op te roepen. Gebruik de knop om het nummer weer
te geven dat u wilt oproepen en geef, met behulp van de
knop L, de melding rcL weer op het display M. Druk nu
gewoon de toets Q minstens 5 seconden lang in.
ONDERHOUDSFUNCTIES
Druk op de toets V en houd hem minstens 3 seconden
lang ingedrukt om het submenu te openen. Draai aan de
knop I om de functie te selecteren en gebruik de knop L
om het soort bewerking of de waarde te selecteren.
Druk de toets V kortstondig in en laat hem los om terug
te gaan naar het normale display.
1. Prc
Keuze van MIG-TIG of MMA-modus.
2. AF
Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingesteld
van 0 tot 100%. Stelt de intensiteit (Arc Force) van de boog
in, een waarde die wordt geregeld met de knop L.
3. HS
Actief tijdens MMA-lassen. Kan worden ingesteld
van 0 tot 100%. Stelt de geleverde overstroom (Hotstart)
bij het ontsteken van de boog in, een waarde die wordt
geregeld met de knop L.
4. Syn Actief tijdens MIG-lassen. Geeft aan dat het las-
apparaat in de synergische modus werkt.
5. Trg
Actief tijdens MIG-TIG-lassen. Keuze tussen 2-
takt, 4-takt, 3 niveaus. 2t het apparaat begint te lassen
wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt en stopt
wanneer de schakelaar wordt losgelaten. 4t druk de
toortsschakelaar in en laat hem los om te beginnen met
lassen; om het lassen te onderbreken, moet u de schake-
laar nogmaals indrukken en loslaten. 3L dit proces is
actief tijdens synergische processen.
Vooral aanbevolen voor het lassen van aluminium. Er zijn
drie stroomniveaus beschikbaar. Deze kunnen tijdens het
lassen worden opgeroepen met de toortsschakelaar. De
stroom- en oploopinstellingen zijn:
SC startstroom (Hot Start). Kan worden ingesteld op 1 tot
200% van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld
met de knop L.
Slo oploop (Slope). Instelbereik van 1 tot 10 seconden.
Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom SC tot de las-
stroom en de tweede stroom tot de derde stroom CrC
(kratervulstroom), een waarde die wordt geregeld met de
knop L.
CrC "Kratervulling". Kan worden ingesteld op 1 tot 200%
van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop L.
Het lassen begint wanneer de toortsschakelaar wordt
ingedrukt; de opgeroepen stroom is de startstroom SC.
Deze stroom wordt gehandhaafd tot de toortsschakelaar
wordt ingedrukt; wanneer de schakelaar wordt losgela-
ten, verandert de eerste stroom in de lasstroom die is
ingesteld met de knop I. Deze wordt gehandhaafd tot de
69