IN- EN UITSCHAKELEN
1. Steek de stekker in het stopcontact.
2. Om de zaag in te schakelen, drukt u de vergrendelknop
(28) omlaag en terwijl u de vergrendelknop omlaag
houdt, drukt u de trekkerschakelaar (26) omlaag.
3. Wanneer u de trekker loslaat, gaat de zaag uit en
vergrendelt de vergrendelknop weer. U moet de
vergrendelknop nogmaals omlaag drukken om de zaag
weer in te schakelen.
4. Laat het zaagblad volledig tot stilstand komen voordat
u de zaag neerzet.
HET LASERSYSTEEM GEBRUIKEN
• Kijk niet rechtstreeks in de laserstraal.
• Richt de straal nooit op een persoon of op een object
anders dan het werkstuk.
• Zorg er altijd voor dat de laserstraal gericht wordt
op een stevig werkstuk zonder reflecterende
oppervlakken. Hout of ruwe oppervlakken
BEDIENING
1. Laat de voorkant van de basisplaat op het werkstuk
rusten, waarbij uw potloodmarkering op een lijn ligt
met de juiste viseerinkeping. Zorg ervoor dat het
zaagblad het werkstukniet raakt.
2. Als u de laser gebruikt, zet de laser dan aan met de
laserschakelaar (1) en lijn de laserlijn uit langs de
potloodlijn.
3. Houd de zaag stevig vast met beide handen,
druk de vergrendelknop (28) omlaag en druk de
trekkerschakelaar (26) in. Wanneer de zaagmotor op
volle snelheid is, geleidt u de zaag gelijkmatig langs de
zaaglijn.
4. Zorg voor een gelijkmatige doorvoersnelheid - te snel
kan teveel spanning op de motor zetten, terwijl te
langzaam uw werkstuk bruin kan laten worden. Vermijd
plotselinge bewegingen van de zaag.
5. Wanneer u fineer of hout zaagt van minder dan 20
mm dik, stel het zaagblad dan zo in dat het 5 - 10 mm
uitsteekt door het werk. Zo vermindert u de kans op
NL
splinteren. Wanneer u dikker hout zaagt, stel het blad
dan in op de maximale diepte om de kans op terugslag
te verminderen.
6. Zaag met behulp van een zaaggeleider. Wanneer het
zagen uit de vrije hand onvermijdbaar is, markeer het
werkstuk met een rechte lijn als geleider.
22
Instellingen / Bediening
All manuals and user guides at all-guides.com
zijn bijvoorbeeld geschikt.
Helder glanzend,
reflecterend plaatstaal
of iets dergelijks is niet
geschikt voor het gebruik
van laser, omdat het
reflecterende oppervlak de
straal terug kan richten naar
degene die het gereedschap bedient.
• Zet de laserstraal alleen aan als het gereedschap op
het werkstuk staat.
1. Markeer de zaaglijn op het werkstuk.
2. Stel de gewenste zaagdiepte en afschuininghoek in.
3. Laat de voorrand van de basis op het werkstuk
steunen.
4. Schakel de laserstraal in door de laserschakelaar (1) in
te drukken.
5. Breng de laserlijn op een lijn met de potloodlijn op het
werkstuk.
6. Start de motor door in de trekkerschakelaar (26) te
knijpen.
7. Maak de zaagsnede, waarbij u ervoor zorgt dat de
laserlijn op een lijn blijft met de potloodlijn.
8. Schakel de laserstraal uit door de schakelaar in te
drukken
7. Zorg ervoor dat het werkstuk
niet kan bewegen tijdens
het zagen, en maak zoveel
mogelijk gebruik van
klemmen. Zaag nooit op een
werkstuk dat u in uw hand
houdt.
8. Grote panelen en lange
stukken moeten goed ondersteund worden, vlak langs
beide zijden van de zaagsnede om vast klemming en
terugslag te voorkomen. Zorg ervoor dat de zaag zo
geplaatst is dat het breedste deel van de basisplaat
rust op het grootste deel, of op het deel dat het beste
ondersteund wordt.
9. Voorkom terugslag door ervoor te zorgen dat u de
zaag in een rechte lijn beweegt. Zorg ervoor dat het
zaagblad in goede conditie is en dat de zaagsnede
het zaagblad niet omsluit. (Gebruik een kleine wig of
een tussenstuk van 3 mm in
de zaagsnede om omsluiting
te voorkomen als u moeilijk
materiaal zaagt). Laat de
trekker los als de zaag dreigt
vast te lopen maar haal de
zaag niet weg voordat het
zaagblad gestopt is met
draaien.