6
Functietoetsen en statusindicatoren
De ventilator heeft 5 functietoetsen en 12 statusindicatoren.
In de volgende tabel worden de functietoetsen en de statusindicatoren verklaard.
7
Afstandsbediening
7.1 Activeren van de afstandsbediening
•
Trek de contactbeveiliging uit het batterijvak (20).
De afstandsbediening is nu geactiveerd.
Functietoetsen
Benaming
Beschrijving
Druk op de knop om de ventilator in te schakelen. Druk nogmaals op de knop
ON/SPEED
om het vermogensniveau te selecteren.
Druk op de toets om de oscillatiefunctie in of uit te schakelen. Als de oscillatief-
SWING
unctie is ingeschakeld, beweegt de ventilator van links naar rechts.
Druk op de toets om de gewenste modus in te stellen. U kunt kiezen tussen de
MODE
modi NORMAL, NATURAL en SLEEP.
Druk op de toets om de timerfunctie te activeren. Druk nogmaals op de toets
om de duur van de timerfunctie te verlengen.
U kunt de timerfunctie instellen met intervallen van een half uur (0,5u, 1u, 1,5u,
2u, 2,5u, 3u, 3,5u, 4u, 4,5u, 5u, 5,5u, 6u, 6,5u, 7u, 7,5u).
TIMER
Na het verstrijken van de ingestelde tijd schakelt de ventilator zichzelf uit. Om
de timerfunctie te beëindigen, drukt u op de toets tot alle statusindicaties voor
de timer (4H, 2H, 1H, 0.5H) zijn gedoofd. U kunt de ventilator ook uit- en weer
inschakelen om de ingestelde timer te wissen.
Druk op de toets om de ventilator uit te schakelen. Het ingestelde vermogens-
OFF
niveau en de modus blijven bewaard en zijn actief wanneer u de ventilator weer
inschakelt.
Statusindicatoren
Wanneer de statusindicator oplicht, is de ventilator aangesloten op het elektri-
POW
citeitsnet.
Wanneer de statusindicator brandt, is de SLEEP-modus actief. De ventilator
SLE
draait een programma met verschillende ventilatorsnelheden.
Wanneer de statusindicator brandt, is de NATURAL-modus actief. De ventilator
NAT
draait een programma van verschillende ventilatorsnelheden.
Wanneer de statusindicator oplicht, is de NORMAL-modus actief. De ventilator
NOR
genereert een constante luchtstroom op het ingestelde vermogensniveau.
SW
Wanneer de statusindicator oplicht, is de oscillatiefunctie geactiveerd.
Wanneer de statusindicator oplicht, is vermogensniveau H ingesteld. De ventila-
H
tor genereert een sterke luchtstroom.
Wanneer de statusindicator oplicht, is vermogensniveau M ingesteld. De venti-
M
lator genereert een middelsterke luchtstroom.
Wanner de statusindicator oplicht, is vermogensniveau L ingesteld. De ventila-
L
tor genereert een lichte luchtstroom.
Wanneer een van de statusindicatoren oplicht, is de timerfunctie gedurende de
4H, 2H,
opgegeven tijd actief. Als meerdere statuslampjes oplichten, is de timerfunctie
1H, 0.5H
actief voor de totale som van de tijd.
NL
46