–
Als de lader aangeeft dat de batterij volledig is opgeladen, kan deze uit de lader worden verwijderd (zie ook
hoofdstuk 'Laadtijd').
–
Haal de stekker van de lader uit het stopcontact wanneer deze niet in gebruik is.
–
Om de beschikbare lading te controleren, drukt u op de batterijstand-weergaveknop (zie hoofdstuk 'Weergave
batterijstand').
Controle van de lader
Indien de accu niet juist wordt opgeladen:
–
Controleer de contactdoos met een ander apparaat dat werkt op elektriciteit, bijv. een leeslampje e.d., dat
zoals is gebleken correct functioneert.
Controleer of de contactdoos niet is uitgeschakeld.
–
Controleer of de laadcontacten niet door vuil of vreemde voorwerpen zijn kortgesloten.
–
Toelaatbare temperatuurbereik van 7° C tot 40° C bij het laden in acht nemen
Indicatie van de accustand (Afbeelding U4 )
Om de beschikbare lading te controleren, drukt u op de batterijstand-weergaveknop op de batterij. De
indicatielampjes lichten op volgens de laadstatus van de batterij:
Lampen
4 groene lampen
3 groene lampen
2 groene lampen
1 groene lamp
Lampen zijn uit
7 OORZAKEN VAN STORINGEN EN HET VERHELPEN DAARVAN
Storingen
Accu kan niet worden
geladen
Capaciteit
Batterij is volledig opgeladen
Batterij is 70% opgeladen
Batterij is 45% opgeladen
Batterij is 10% opgeladen en moet
weldra weer worden opgeladen
Batterij is voor minder dan 10%
opgeladen en moet onmiddellijk worden
opgeladen om onherstelbare schade te
voorkomen (volledige ontlading)
Mogelijke oorzaken
Laadcontacten
kortgesloten door vuil of
vreemde voorwerpen.
Accu of lader defect.
Lader zonder
stroomtoevoer.
Accu te heet.
Oplossing
Door een geautoriseerde
vakwerkplaats laten
controleren.
Accu resp. lader vervangen.
Met een ander op elektriciteit
werkend apparaat
controleren of de contactdoos
in orde is.
Accu ongeveer 30 minuten
laten afkoelen.
47