Stel de montagehoogte in door de positie van de PCB aan te passen.
Sluit de bedrading van de detector aan.
Selecteer de gewenste jumperinstellingen.
Wanneer de detector wordt ingeschakeld of wanneer het frontje weer wordt
teruggeplaatst, bevindt het apparaat zich tijdelijk in de auto-
optimalisatiemodus om zich aan zijn omgeving aan te passen. Dit wordt
aangegeven door achtereenvolgens knipperende leds. De optimalisatie duurt
3 minuten.
Zorg ervoor dat er zich tijdens de optimalisatie geen voorwerpen in de
directe nabijheid (< 1 m) van de detector bevinden die daar tijdens normaal
bedrijf niet zijn. Dit kan namelijk een ongewenst maskeringssignaal
veroorzaken.
6. Instelling van de detector
6.1. Vergrendelfuncties
6.2. AMDT-ledfuncties
6.3. AMQD-ledfuncties
7. Drievoudige end-of-line (T-EOL)
De detector is bedoeld voor aansluiting op één zone op bedieningspanelen die
uitgerust zijn met drievoudige end-of-line compatibiliteit. "Alarm", "Sabotage",
"Storing" en "Maskering" worden gesignaleerd via één paar draden. Ter
vergemakkelijking van de montage kunnen de weerstandswaarden geselecteerd
worden via de printplaatjumpers (AMQD) of via de T-EOL-insteekprintplaat (AMDT).
Alle aansluitingen zijn normaal gesloten. "Maskering" wordt gesignaleerd door
het gelijktijdig openen van de alarm- en storingsrelais
Monitoring van storingen - Een storing wordt op een van de volgende manieren
aangegeven:
Ingangsspanning (voeding) voldoet niet aan de specificaties
Storing van de PIR-sensor
Storing van de microgolfsensor
INS542-5 31/52