SMP439, 439-08
• De montageplaats moet goed geventileerd zijn. Bij installaties in
gesloten, kleine ruimtes moet er ventilatie mogelijk zijn. De vrije
afstand rondom het toestel moet minstens 25 cm bedragen.
• Let op een stabiele stand.
• Het toestel moet zo veilig opgesteld en bevestigd worden, dat het
niet kan omvallen of naar beneden kan vallen.
• Zorg voor een voldoende grote leidingdiameter.
• Leg de kabels zodanig dat er niet over kan worden gestruikeld en dat
ze niet beschadigd kunnen raken.
• Bevestig de kabels op een veilige wijze.
• Stel het toestel niet bloot aan een warmtebron (zonnestralen, verwar-
ming enz.). Vermijd zo een extra opwarming van het apparaat.
A
LET OP!
• Als leidingen door plaatwanden of andere scherpe wanden geleid
moeten worden, gebruik dan holle buizen of leidingdoorvoeringen.
• Leg geen losse of scherp geknikte kabels naast elektrisch geleidend
materiaal (metaal).
• Trek niet aan de kabels.
• Leg de AC-netkabel en de DC-kabel in dezelfde kabelgoot.
• Stel het toestel op een droge en tegen spatwater beschermde plaats
op.
• Bescherm het toestel tegen corrosieve dampen en zoute of vochtige
lucht.
• Bescherm het toestel en de kabel tegen regen en vocht.
• Bewaar het toestel op een droge en koele plaats.
2.3
Veiligheid bij het gebruik van het toestel
D
GEVAAR! Gevaar voor elektrocutie
• Raak blanke leidingen nooit met blote handen aan. Dit geldt vooral bij
gebruik op het wisselstroomnet.
• Om bij gevaar het toestel snel van het elektriciteitsnet te kunnen los-
koppelen, moet het stopcontact zich in de buurt van het toestel bevin-
den en gemakkelijk toegankelijk zijn.
NL
Veiligheidsaanwijzingen
121