Nederlands
2. Aanbrengen en verwijderen van de stofzak
Stel vast met wat voor materiaal u heeft te maken
voordat u met het schuren begint.
Indien er een risico bestaat dat het te behandelen
oppervlak schadelijke / giftige stoff en zoals lood
kan afgeven, zorg er dan voor dat de stofzak of een
geschikt stofafzuigingssysteem goed op de stofuitlaat is
aangesloten.
Wij adviseren bovendien dat u een stofmasker draagt.
De schadelijke / giftige stoff en die tijdens het schuren
vrijkomen mogen niet ingeademd worden. Deze stof is
schadelijk voor uw gezondheid en de gezondheid van
anderen.
3
Gebruik nooit water of slijpvloeistof bij werkzaamheden
met de vlakschuurmachine. Dit kan namelijk een
electrische schok veroorzaken.
4
Schakel de vlakschuurmachine nooit in wanneer de
machine in contact is met het te schuren oppervlak.
Dit om beschadiging van het werkstuk te voorkomen.
Hetzelfde geldt bij het uitschakelen.
5
Bij het schuren moet geen overmatige druk op de
vlakschuurmachine worden uitgeoefend. Excessieve
druk kan leiden tot overbelasting van de motor, een
verminderde levensduur van de schuurband en een
lagere effi ciëntie van het schuren of polijsten.
6. Raak nooit de bewegende delen aan.
Kom nooit met uw handen, vingers of andere
lichaamsdelen in de buurt van de bewegende delen van
het gereedschap.
7. Laat het gereedschap nooit aanstaan zonder toezicht.
Schakel stroom uit.
Laat het gereedschap niet alleen totdat hij volledig
stilstaat.
8. Draag bij het gebruik van het gereedschap geen
werkhandschoenen, omdat dergelijke kleding van stof in
het gereedschap verstrikt kan raken.
9. Laat het gereedschap niet draaien. Gebruik het
gereedschap alleen wanneer het in de hand wordt
gehouden.
10. Controleer voor gebruik of er geen barsten, krassen of
andere afwijkingen op de schuurband zitten.
11. Accessoires moeten stevig op het gereedschap worden
gemonteerd.
Voorkom mogelijk letsel aan uzelf of anderen.
Accessoires die op het gereedschap zijn gemonteerd,
moeten stevig en strak zijn bevestigd.
12. Gebruik
de
schuurband
gespecifi ceerd door HiKOKI.
13. Bij het schuren van metaal worden vonken gegenereerd.
Houd andere personen en brandbare stoff en uit de buurt
van het werkgebied.
14. Een verkeerd aangebrachte schuurband vermindert de
prestaties van het gereedschap en verkort de levensduur
van de schuurband.
15. Als de schuurband tijdens de werkzaamheden verplaatst
kunt u de schuurband tijdens het werk zelf instellen.
16. Schuren door te stoten en snijden door contact met de
zijkant band moet worden vermeden.
17. Pas op voor schuurvonken.
18. Let erop dat het schuurwerkstuk geen spijkers of andere
schadelijke vreemde stoff en bevat.
19. Het schuren van glasvezel wordt niet aanbevolen.
20. Blaas na gebruik het stof van de band en de poelies weg.
21. Plaats het werkstuk op een stabiele ondergrond tijdens
het schuren.
22. Schuur een stalen plaat niet gedurende langere tijd
tijdens het uitoefenen van overmatige druk.
Er bestaat een risico dat hete schuurdeeltjes de stofzak
kunnen beschadigen.
en
de
accessoires
48
23. Als u merkt dat het apparaat ongewoon hoge
temperaturen genereert, slecht werkt of abnormale
geluiden maakt, stop dan onmiddellijk het gebruik en
schakel de stroom uit. Vraag een inspectie en reparatie
aan bij de dealer waar u het apparaat hebt gekocht of bij
een door HiKOKI erkend servicecentrum.
Doorlopend gebruik tijdens abnormale werking kan
letsel veroorzaken.
24. Als het apparaat per ongeluk valt of een ander apparaat
raakt, controleer het apparaat dan zorgvuldig op barsten,
breuken of vervorming, etc.
Barsten,
breuken
verwondingen veroorzaken.
25. Als u op hoge locaties werkt, moet u het gebied
vrijmaken van andere mensen en u bewust zijn van de
omstandigheden onder u.
26. Laad de accu altijd op bij een temperatuur van 0°C–40°C.
Een temperatuur van minder dan 0°C zal overlading
veroorzaken, hetgeen gevaarlijk is. De accu kan niet
worden opgeladen bij een temperatuur hoger dan 40°C.
De meest geschikte temperatuur voor het opladen is
20°C–25°C.
27. Gebruik de lader niet constant.
Laat de oplader ongeveer 15 minuten met rust na het
opladen voordat u aan de volgende accu begint.
28. Voorkom dat stof of vuil in de aansluitopening van de
accu terecht komt.
29. Demonteer de accu of acculader niet.
30. Voorkom kortsluiting van de accu. Kortsluiten van de
accu zal resulteren in een grote stroom en oververhitting.
Dit zal resulteren in brandwonden en schade aan de
accu.
31. Gooi de accu niet in het vuur. Een brandende accu kan
ontploff en.
32. Breng de accu naar de winkel waar deze gekocht werd,
nadat deze na opladen onvoldoende kracht heeft voor
praktisch gebruik. Gooi een uitgewerkte accu niet
zomaar weg.
33. Steek nooit een voorwerp in de ventilatie-openingen van
de lader. Als er een voorwerp of ontvlambaar materiaal
in de ventilatie-openingen van de acculader wordt
gestoken, kan dit resulteren in een elektrische schok of
beschadiging aan de acculader.
34. Bij doorlopend gebruik is het mogelijk dat deze machine
oververhit raakt, hetgeen kan leiden tot schade aan
de motor en de schakelaar. Daarom geeft u het
gereedschap een tijdje pauze wanneer de behuizing
heet wordt.
35. Zorg ervoor dat de batterij stevig geplaatst wordt. Indien
dit niet gebeurd, kan het voorkomen dat de accu eruit
valt en een ongeluk veroorzaakt.
36. Gebruik het product niet als het gereedschap of de
accupolen (batterijhouder) vervormd zijn.
Het installeren van de accu kan kortsluiting veroorzaken,
wat kan leiden tot rookontwikkeling of ontbranding.
37. Houd de accupolen van het gereedschap (accuhouder)
vrij van spaanders en stof.
○ Controleer vóór gebruik of er geen spaanders en stof zijn
opgehoopt in het gebied van de aansluitingen.
○ Probeer te voorkomen dat spaanders of stof van het
gereedschap op de accu terechtkomen tijdens het
gebruik.
○ Wanneer het gebruik wordt onderbroken of na gebruik,
moet u het gereedschap niet op een plaats achterlaten
waar het kan worden blootgesteld aan vallende
spaanders of stof.
Als u dat doet kan er kortsluiting ontstaan, wat kan leiden
tot rookontwikkeling of ontbranding.
38. Gebruik het gereedschap en de accu altijd bij
temperaturen tussen -5°C en 40°C.
en
vervormingen
kunnen