ZEKERINGEN
ZEKERING F1
De zekering F1 dient om het apparaat tijdens een continuïteitsmeting
te beschermen met een sterke stroomwaarde (10 of 25 A).
Voor het verifiëren van F1:
■
Zet het apparaat in de continuïteitsmeting,
.
Kies de aansluiting Externe klemmen
■
■
Maak kortsluiting door een veiligheidssnoer aan te sluiten tussen de klemmen C1 en C2.
■
Kies voor de configuratie een meetstroom van 10 A en een 2-draads meting
■
Druk op de Start-/Stop-knop om de meting te starten.
Als de stroomwaarde zich in de buurt van 0 bevindt, betekent dit dat de zekering F1 defect is.
ZEKERINGEN F2 EN F3
De zekeringen F2 en F3 dienen voor de bescherming van de voeding van het apparaat.
Voor het verifiëren van F2 en F3:
■
Sluit het netsnoer aan tussen de stekker van het apparaat en het spanningsnet.
■
Druk op de Aan/Uit-schakelaar. Het apparaat start.
Als het apparaat niet start, betekent dit dat een van de twee zekeringen F2 of F3, of beide zekeringen defect is/zijn.
In al die gevallen moeten de twee zekeringen vervangen worden.
VERVANGINGSPROCEDURE
■
Maak alle snoeren van het apparaat los en schakel dit uit.
■
Druk voor F1 op de zekeringhouder en draai deze tegelijkertijd een kwartslag los.
■
Draai voor F2 en F3 de zekeringhouder een kwartslag los met behulp van een platte schroevendraaier.
■
Verwijder de defecte zekering en vervang deze door een nieuwe zekering.
Om de continuïteit van de veiligheid te garanderen, dient een defecte zekering vervangen te worden door een
zekering met exact dezelfde eigenschappen.
F1: FF 30 A 300 V 6,3 x 32 mm
F2 et F3: FF 16 A 300 V 6,3 x 32 mm
■
Sluit de zekeringhouder en draai hem een kwartslag vast. Voor F1: druk terwijl u vastdraait.
■
Controleer de goede werking van de vervangen zekering zoals hierboven beschreven staat.
en daarna
.
66
F1
F2
30 A 300 V
16 A 300 V
6,3 x 32
6,3 x 32
.
F3
16 A 300 V
6,3 x 32