BANDENSPANNING
Controleer regelmatig of de banden-spanning
zich tussen de 1-1,2 bar (Kg/cm2) bevindt.
INSTELLEN
VAN DE BEDIENINGSHENDELS
KOPPELING - Controleer regelmatig de
speling van de koppelingshendel. Deze dient
ongeveer 5 mm. te bedragen.
- Om de speling te wijzigen moer A losdraaien
(Fig. 14).
- Instelschroef B losser of vaster draaien
totdat de speling weer ongeveer 5 mm.
bedraagt. Bevestig moer A opnieuw.
REMMEN - Als de hendels 4 en 5 (Fig. 2)
worden ingedrukt dan dienen de wielen
te blokkeren. Is dit niet het geval dan de
moeren B losdraaien en de juiste instelling
bewerkstelligen met behulp van instel-
schroeven A . (Fig. 15). Vervolgens moeren
B weer vastzetten.
DIFFERENTIEELBLOKKERING - Als
de differentieelblokkering, met hendel 3
(Fig. 16) in ontkoppelde positie, toch blijft
ingeschakeld dan moet met instelschroef A
de juiste positie geregeld worden.
HENDEL VOOR DRAAIEN STUURBOOM
Als men aan hendel (11) (Fig. 17) trekt en de
stuurboom komt niet los, stel dan bij met
instelschroef A (Fig. 16).
fig. 14
fig. 15
fig. 16
fig. 17
96