■ Houd de kettingzaag met beide handen vast, waarbij de
duimen en vingers de grepen van de kettingzaag omslui-
ten. Breng lichaam en armen in een houding waarbij u de
terugslagkrachten kunt opvangen. Als de juiste maatregelen
worden getroffen, kan de gebruiker de terugslagkrachten
beheersen. Laat de kettingzaag nooit los.
■ Neem geen onnatuurlijke lichaamshouding aan en zaag niet
boven schouderhoogte. Dit voorkomt onopzettelijk contact met
het uiteinde van het zaagblad en zorgt voor een betere con-
trole van de kettingzaag in onverwachte situaties.
■ Gebruik ter vervanging altijd geleidebladen en zaagkettin-
gen die door de fabrikant zijn voorgeschreven. Onjuiste ver-
vangende geleidebladen en zaagkettingen kunnen breuk
van de zaagketting en/of terugslag tot gevolg hebben.
■ Volg de aanwijzingen van de fabrikant voor het slijpen en
onderhouden van de zaagketting. Te lage dieptebegren-
zers verhogen de kans op terugslag.
■ Zaag niet met het uiteinde van het zaagblad. Er bestaat
gevaar voor terugslag. (Afb. 7)
■ Controleer of er zich geen spijkers of metalen delen in het
zaag- of snoeigebied bevinden. Let goed op voor met name
spijkers of ijzeren delen rondom het zaag- of snoeigebied.
Wees ook voorzichtig bij het zagen van hardhout waarbij
de ketting vast kan komen te zitten. Hierdoor kan er terug-
slag optreden.
■ Begin op vol vermogen te zagen en houd de kettingzaag
altijd op maximum snelheid tijdens het zagen.
■ Zorg ervoor dat er geen voorwerpen op de grond liggen,
waar u over kunt struikelen.
7.9
Werkomstandigheden en -techniek
■ Werk alleen bij goed zicht en goede lichtomstandighe-
den. Let in het bijzonder op bij gladheid, nattigheid, ijs en
sneeuw (risico op uitglijden). Bij vers geschild hout (schors)
is er een verhoogd risico op uitglijden.
■ Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op obstakels
in het werkgebied, struikelgevaar. Zorg er steeds voor dat
u stevig staat.
■ Zaag nooit boven schouderhoogte.
■ Zaag nooit staand op ladders.
■ Klim nooit met de kettingzaag in een boom en voer hier
geen werkzaamheden uit als er geen geschikte beveiligings-
systemen zijn voor mens en machine. Wij raden aan om
altijd aan vanaf een werkplatform te werken.
■ Werk niet te ver voorovergebogen.
■ Geleid de kettingzaag zodanig dat geen enkel lichaams-
deel zich in het verlengde van het draaibereik van de zaag-
ketting bevindt.
■ Zaag alleen hout met de kettingzaag.
■ Raak de grond niet als de zaagketting loopt.
■ Maak het gebied van de zaagsnede vrij van vreemde voor-
werpen, zoals zand, stenen, spijkers, enz. Vreemde voor-
werpen beschadigen de zaag en kunnen gevaarlijke terug-
slag (kickback) veroorzaken of worden weggeslingerd.
■ Gebruik bij het zagen van gezaagd hout een veilige on-
dersteuning (indien mogelijk een zaagbok). Het hout mag
niet met de voet of door een andere persoon worden vast-
gehouden.
■ Rondhout moet worden vastgezet zodat het niet kan ver-
draaien.
■ Werk nooit zonder klauwaanslag, de kettingzaag kan de
bediener naar voren trekken. Gebruik de klauwaanslag om
boomstammen of dikke takken door te zagen. Het gebruik
van de klauwaanslag verhoogt de werkveiligheid, vermin-
dert de persoonlijke belasting bij het werken en vermindert
trillingen.
■ Voor het vellen of afkorten moet de boomklauw (de klauw-
aanslag) op het te zagen hout worden geplaatst. Ook voor
het doorzagen van dikke takken wordt aanbevolen om de
boomklauw te gebruiken.
■ Plaats bij het afkorten altijd eerst de boomklauw en zaag
dan pas in het hout terwijl de zaagketting loopt. De zaag
wordt daarbij met de achterste greep omhooggetrokken
en met de beugelgreep geleid. De boomklauw fungeert
als draaipunt. De positie wordt aangepast met lichte druk
op de beugelgreep. Trek de kettingzaag daarbij iets terug.
Breng de boomklauw dieper aan en trek de achterste greep
weer omhoog.
■ Wees voorzichtig bij het zagen van versplinterd hout. Er kun-
nen afgezaagde stukken hout worden meegesleurd (gevaar
voor letsel).
■ De kettingzaag kan bij het zagen met de bovenzijde van het
blad naar de gebruiker worden gestoten wanneer de zaag-
ketting vastklemt. Daarom moet indien mogelijk met de onder-
zijde van het blad worden gezaagd, omdat de kettingzaag
dan van het lichaam af naar het hout wordt getrokken.
■ Hout waar spanning op staat moet altijd eerst worden inge-
zaagd aan de zijde waar drukkrachten op staan. Daarna
kan pas de eindsnede worden gemaakt aan de zijde waar
trekkrachten op staan. Zo wordt voorkomen dat het zaag-
blad vastklemt.
■ Als in de boom wordt gewerkt, kan de kettingzaag vallen.
Mensen kunnen ernstig gewond raken en er kan materiële
schade ontstaan. Kettingzaag boven de ophanginrichting
borgen.
■ Voordat de zaagketting in de verwerkingszone wordt ge-
plaatst, kan deze zijwaarts wegslippen of kan de ketting-
zaag gaan stuiteren.
83
NL/BE